Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0203/GA, 10 augustus 2005, beroep
Uitspraakdatum:10-08-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/203/GA

betreft: [klager] datum: 10 augustus 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. H.K. Jap-A-Joe, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 januari 2005 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 mei 2005, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.W. Verweij, en [...], unit-directeur bij de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de externe tenuitvoerlegging van een disciplinaire straf van 14 dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 7 december 2004 alsmede het feit dat klager na ommekomst van de hiervoor bedoelde straf weer is teruggeplaatst op dezelfde
afdeling.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De opgelegde straf is extern ten uitvoer gelegd. Wil externe tenuitvoerlegging plaats hebben dan kan dit ingevolge artikel 52 Pbw slechts in geval dit in de inrichting of afdeling zelf niet mogelijk is of op ernstig bezwaren stuit. Klager heeft eerst
twee dagen op zijn eigen afdeling in afzondering verbleven, op dat moment waren er klaarblijkelijk geen ernstige bezwaren tegen een tenuitvoerlegging binnen de afdeling.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De inhoud van het gevoerde telefoongesprek na de vertaling ervan vormde voldoende aanleiding klager zijn disciplinaire straf elders ten uitvoer te laten leggen, doch geen grond hem blijvend weg te plaatsen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing dat de aan klager opgelegde disciplinaire straf extern wordt ondergaan, gelet op het feit dat klager bleef volharden in het ageren tegen het personeel waardoor een onwerkbare situatie was ontstaan,
niet in strijd is met de wet en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Dat klager na ommekomst van de disciplinaire straf weer naar zijn eigen afdeling is teruggeplaatst, doet
daaraan niet af.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 10 augustus 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven