Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1532/GV, 4 augustus 2005, beroep
Uitspraakdatum:04-08-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1532/GV

betreft: [klager] datum: 4 augustus 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 juni 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouwe, mr. D.I.A. Schröder, om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klagers verlof is afgewezen omdat hij tijdens zijn verblijf in een beperkt beveiligde inrichting
verdovende middelen heeft gebruikt. Klager is naar aanleiding daarvan disciplinair gestraft en hij is overgeplaatst naar een gesloten inrichting. Daardoor komt hij ook niet in aanmerking voor deelname aan een penitentiair programma. Indien nu zijn
verlof wordt afgewezen, wordt dat de vierde bestraffing voor hetzelfde feit. Daarnaast heeft de Minister aangegeven dat verlof maatschappelijk onaanvaardbaar zou zijn. Klager bestrijdt dit. Hij heeft reeds eerder verlof gehad en is toen steeds netjes
op
tijd teruggekeerd naar de inrichting.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers verzoek om algemeen verlof is afgewezen. Reden voor die afwijzing is een recentelijk gebruik van geestverruimende middelen, op grond waarvan klager is teruggeplaatst naar een gesloten inrichting. De verwachting is daarom dat klager zich niet
zal
houden aan gemaakte afspraken. Op basis van het gehanteerde drugsontmoedigingsbeleid worden verlof of andere vrijheden opgeschort met tenminste drie maanden na aangetoond gebruik van softdrugs. In die periode komt een gedetineerde niet in aanmerking
voor detentiefasering en wordt hij daarnaast geplaatst in een normaal beveiligde inrichting.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Flevoland heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Daarbij is als reden aangevoerd dat klager terzake van het gebruik van cannabis reeds is overgeplaatst naar een gesloten inrichting en dat een eerder
verlof – tijdens klagers verblijf in het Drugsvrij Opvangcentrum Doetinchem (DOC Doetinchem) – om die reden al is afgewezen. Voor klager wordt het van belang geacht dat hij zaken kan regelen die betrekking hebben op zijn invrijheidstelling. Daarbij
wordt opgemerkt dat eerder verleende verloven zonder incidenten zijn verlopen.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Haarlem heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van algemeen verlof.
De politie Zaanstad Waterland heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van algemeen verlof.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek, wegens – kortweg – gekwalificeerde diefstal met geweld. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 28 november 2005.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Vast staat dat klager op 7 juni 2005 naar aanleiding van het, blijkens de uitslag van een op 31 mei 2005 gehouden urinecontrole, voor de tweede maal positief scoren op het gebruik van softdrugs vanuit het DOC Doetinchem is overgeplaatst naar de locatie
Almere-Binnen. Het is de beroepscommissie ambtshalve bekend dat op grond van het binnen de inrichtingen gehanteerde drugsontmoedigingsbeleid een dergelijk voorval reden is voor (ondermeer) afwijzing van verzoeken om algemeen verlof gedurende de eerste
drie maanden nadien. De beroepscommissie komt, temeer nu het de tweede maal binnen vier weken betrof dat klager positief scoorde op het gebruik van softdrugs, tot het oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor
verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet
op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder c van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch, voorzitter en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 augustus 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven