Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0662/GA, 3 augustus 2005, beroep
Uitspraakdatum:03-08-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/662/GA

betreft: [klager] datum: 3 augustus 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

gericht tegen een uitspraak van 11 maart 2005 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 mei 2005, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord [...], namens klager, die inmiddels niet meer in de p.i. Vught verblijft, en [...], unit-directeur bij de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet meer aanbieden van arbeid, en tevens dat er geen financiële afbouwregeling wordt geboden.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ingevolge artikel 47, eerste lid, Pbw heeft de gedetineerde in beginsel recht op deelname aan de in de inrichting beschikbare arbeid, voor zover de aard van de detentie zich daartegen niet verzet. De directeur heeft ten opzichte van het arbeidsaanbod
een inspanningsverplichting. In de landelijke afdeling beheersproblematische gedetineerden (LABG) verblijven gedetineerden die ernstige beheersproblemen kunnen veroorzaken en die als gevolg daarvan in een daarop speciaal afgestemd regime zijn
geplaatst.
Gezien de bijzondere problematiek van deze gedetineerden worden er extra eisen aan de arbeid op deze afdeling gesteld. Dit heeft allereerst consequenties voor de soort te verrichten arbeid. Daarbij dient deze arbeid in kleine groepen plaats te vinden
en
is met het oog op de veiligheid extra toezicht een eerste vereiste. Gezien al deze eisen is het steeds moeilijker gebleken voldoende geschikte arbeid voor deze categorie gedetineerden te vinden. Daarbij hebben beperkte financiële mogelijkheden voor de
inrichting er toe geleid dat thans het vereiste extra toezicht niet meer kan worden gerealiseerd. Dit alles heeft ertoe genoopt ervan af te zien in het vervolg gedetineerden op de LABG inrichtingsarbeid aan te bieden. Gelet op het ontbreken van een
voor
de gedetineerden op de LABG geschikt en verantwoord arbeidsaanbod, kan in de huidige situatie worden gesproken van omstandigheden waarin de aard van de detentie zich tegen het verrichten van inrichtingsarbeid verzet. Mitsdien is de inrichting ook niet
gebonden aan de Regeling arbeidsloon gedetineerden (hierna: de regeling). Daarnaast is in het nieuwe dagprogramma arbeid niet als verplichte activiteit opgenomen. Aan de gedetineerden is conform de binnen de p.i. Vught geldende circulaire loon- en
zakgeldregeling van 21 december 2004 zakgeld toegekend van € 6,50 per week. Naar aanleiding van de uitspraak van de beklagcommissie is de directeur er toe overgegaan met ingang van 11 maart 2005, de datum van de uitspraak, de betreffende gedetineerden
alsnog uit te betalen conform de regeling.

Namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Vanaf 29 november 2004 wordt er geen arbeid meer aangeboden. De directeur heeft daar geen passende loonvervangende maatregel voor in de plaats
gesteld.

3. De beoordeling
Artikel 47, tweede lid, Pbw bepaalt dat de directeur zorg draagt voor de beschikbaarheid van arbeid voor de gedetineerden, voor zover de aard van de detentie zich daar niet tegen verzet. Met de beklagcommissie vermag de beroepscommissie niet in te zien
waarom de aard van de detentie van klager zich thans zou verzetten tegen het door hem verrichten van arbeid, terwijl dat blijkbaar voor de in november 2004 ingevoerde bezuinigingen niet het geval was. Waar de aard van de detentie zich verzet tegen het
verrichten van arbeid door gedetineerden valt veeleer te denken aan een detentie in het penitentiair ziekenhuis of in de FOBA. Weliswaar is de detentie in de LABG personeelsintensiever dan in andere inrichtingen, maar dat geldt in zijn algemeenheid
voor
alle onderdelen van het dagprogramma en is niet medebepalend voor de aard van de detentie, waarop voormeld artikellid het oog heeft.
De conclusie moet dan ook zijn, dat bezuinigingen niet mogen afdoen aan de wettelijke taak van de directeur om voor de beschikbaarheid van arbeid te zorgen. Door dat niet te doen is sprake van een beklagwaardige beslissing, ten aanzien waarvan de
beklagcommissie terecht het beklag gegrond verklaard heeft. Dat brengt mee, dat het beroep van de directeur ongegrond verklaard moet worden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 3 augustus 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven