Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1756/GV, 26 augustus 2005, beroep
Uitspraakdatum:26-08-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1756/GV

betreft: [klager] datum: 26 augustus 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 juli 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken, waaronder een toelichting op het beroepschrift van klagers raadsman mr. P.H.W. Spoelstra van 12 augustus 2005.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Eén dag voor aanvang van zijn detentie is klagers vader overleden. Eenmaal in detentie werd hij in alle beperkingen geplaatst. Hij mocht geen contact hebben met de buitenwereld, terwijl hij
juist
toen behoefte had aan contact met zijn familie. Hij heeft geen afscheid van zijn vader kunnen nemen. Op enig moment werd hem drie dagen verlof verleend. Op dat moment was hij boos, gefrustreerd en gedesoriënteerd. Op enig moment is hij door de politie
aangehouden. Hij was vies en zat onder de modder. Wat hij allemaal heeft gedaan, weet hij niet. Inmiddels heeft klager het overlijden van zijn vader een plaats kunnen geven. Hij wil zijn algemeen verlof graag aanwenden om zijn zieke oma te bezoeken.
Hij
hoopt dat zijn algemeen verlof alsnog door kan gaan, zodat hij de Minister kan laten zien dat hij is veranderd. Aan het te verlenen verlof zouden voorwaarden kunnen worden gesteld.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Kort na zijn aanhouding werd klagers voorlopige hechtenis voor de duur van drie dagen geschorst door de arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage. Klager keerde terug niet terug van dit verlof en werd een paar dagen later door de politie aangehouden.
Klager licht in zijn beroepschrift de achtergrond van het niet terugkeren toe. De Minister acht die achtergrond onvoldoende zwaarwegend om het niet terugkeren te rechtvaardigen. Klagers verzoek voor algemeen verlof is afgewezen in verband met gebleken
onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zoetermeer heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Hierbij is aangetekend dat klager goed functioneert binnen de inrichting, zich aan gemaakte afspraken houdt en geen problemen heeft met de
regelgeving.
De politie Brabant-Noord heeft geen bezwaar tegen het toestaan van algemeen verlof.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden met aftrek, wegens bedreiging, mishandeling, diefstal met geweldpleging, vernieling en overtreding van de Opiumwet. Aansluitend dient hij nog een gevangenisstraf van drie maanden met
aftrek te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 21 juli 2006. Aansluitend dient hij nog 25 dagen vervangende hechtenis van een taakstraf te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager op 23 februari 2004 niet is teruggekeerd van een hem verleend verlof. Op 26 februari 2004 werd hij aangehouden en opnieuw ingesloten.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden, wat er ook zij van klagers toelichting op het niet terugkeren van het verleende verlof en ondanks de positieve adviezen van de inrichting en de politie, een voldoende contra-indicatie
vormen voor afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het
beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 26 augustus 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven