Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1290/GA, 25 augustus 2005, beroep
Uitspraakdatum:25-08-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1290/GA

betreft: [klager] datum: 25 augustus 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. van Dolder, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 mei 2005 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 augustus 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouwe mr. A.R. van Dolder, en mevrouw [...], unit-directeur bij de locatie Zoetermeer.

De directeur heeft op 16 augustus 2005 schriftelijk nadere inlichtingen aan de beroepscommissie verstrekt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het onthouden van medicatie (librium) op 26, 27 en 28 maart 2005;
b. het toepassen van disproportioneel geweld jegens klager door inrichtingsmedewerkers;
c. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het niet opvolgen van aanwijzingen van het personeel;
d. het geen zorgdragen voor medische verzorging;
e. het niet mogen luchten.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van onderdeel a van het beklag, de onderdelen c, d en e ongegrond verklaard en onderdeel b gegrond verklaard. De beklagcommissie heeft terzake van de gegrondverklaring van
onderdeel
b geen tegemoetkoming toegekend.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beroep met betrekking tot het niet verstrekken van medicatie wordt ingetrokken. Door de medische dienst zijn excuses gemaakt voor het verkeerde klaarzetten daarvan. Dat is voor klager voldoende.

Klager wil graag een tegemoetkoming verstrekt krijgen voor de gegrondverklaring van het beklag. Door het verkeerde gedrag van het personeel heeft hij schade geleden. Voor die schade wil hij graag een tegemoetkoming.
Klager wees met zijn arm door het luikje van de deur naar de telefoon. Hij wilde daarmee aangeven dat het personeel een arts moesten bellen met betrekking tot de medicatie. Hij had op dat moment zijn medicijnen nodig. Het personeel heeft toen verkeerd
gereageerd.
Klager had, nadat zijn arm gekneusd was geraakt, medische hulp nodig. Hij is van mening dat de directeur niet kan beoordelen of die medische hulp al dan niet noodzakelijk is. Klagers arm was toen zwaar gekneusd. Volgens het personeel hebben zij op de
ochtend na dit voorval de arts gebeld. Zij hebben tegenover klager aangegeven dat de arts niet naar de inrichting wilde komen. Uiteindelijk is er pas na enkele dagen een arts bij klager op bezoek gekomen. Klager heeft achteraf begrepen dat er die
ochtend, in tegenstelling tot wat het personeel aangaf, helemaal niet is gebeld naar de arts. Klager heeft nooit geweigerd om te gaan luchten. Aan hem is nooit gevraagd of hij wilde gaan luchten. Toen klager aan het personeel vroeg of hij mocht gaan
luchten, werd er gezegd dat hem dit al eerder gevraagd was en dat hij toen niet wilde gaan luchten. Dat klopt niet. Klagers toenmalige buurman kan dat bevestigen, hij heeft alles gehoord. Klager is overigens van mening dat hij de orde en rust pas heeft
verstoord nadat zijn arm door het personeel was afgeklemd. Dat vindt klager, gelet op de pijn die hij toen ondervond, niet zo vreemd. Toen klager voor zijn verwonding na vier dagen bij de arts op het spreekuur kwam, gaf deze aan dat hij het belachelijk
vond dat klager pas na zo lange tijd op het spreekuur kwam. Bij die gelegenheid zijn door de medische dienst excuses gemaakt voor het niet klaarzetten van de medicatie.
Klagers raadsvrouwe heeft voorts nog het volgende aangevoerd. Namens klager is een uitgebreid klaagschrift ingediend. In dat klaagschrift, waarnaar wordt verwezen, zijn klagers klachten uitgebreid gemotiveerd. Door de directeur is in eerste instantie
alles ontkend. Doordat klager is blijven volharden in zijn klachten, kwam er steeds meer duidelijkheid. Klagers arm is gekneusd doordat een dienstdoend personeelslid het deurluikje dichtgooide toen klager zijn arm door dat luikje had gestoken. Bij die
gelegenheid is klager gedreigd met een biljartkeu. De aanleiding van dit voorval was een vergissing bij het klaarzetten van de medicatie. Klager is van mening dat het personeel erg vervelend en ongewenst heeft gereageerd op een begrijpelijk verzoek van
zijn kant. Toen klager aangaf dat er medicatie voor hem moest klaarstaan, heeft het personeel geweigerd dat na te gaan. Alle klachten moeten vervolgens in onderling verband en samenhang worden bezien. De aan klager opgelegde disciplinaire straf was
niet
terecht. Door het disproportionele gedrag van het personeel is klager gewond geraakt. Op het moment dat de directeur klager bezocht, had de directeur een arts moeten oproepen.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur begrijpt dat klager onderdeel a van het beklag heeft ingetrokken. Ten aanzien van de door klager gevraagde tegemoetkoming is de
directeur van mening dat na een gegrondverklaring van een beklag in beginsel een tegemoetkoming op zijn plaats is. Omdat de directeur zich hier niet op heeft voorbereid, refereert zij zich ten aanzien van de hoogte van een toe te kennen tegemoetkoming
aan het oordeel van de beroepscommissie. De directeur is van mening dat klager zich, door zich niet te houden aan de opdrachten van het personeel, strafwaardig heeft gedragen. De wijze waarop het personeel heeft getracht klager te corrigeren is
weliswaar niet juist geweest maar dat laat de strafwaardigheid van klagers gedrag onverlet. Opdrachten van het personeel moeten door de gedetineerden worden opgevolgd. Klager is naar aanleiding van dit voorval door de directeur in zijn cel bezocht. De
directeur constateerde toen dat één en ander wel mee viel. Op zich is de directeur geen medicus en kan hij dus ook geen echt medisch oordeel geven. De directeur heeft toen overigens wel vastgesteld dat klagers verwonding naar zijn mening niet kon zijn
veroorzaakt door het dichtmaken van het celluikje. De directeur weet overigens niet of het dienstdoende personeel een arts heeft gebeld na het voorval met het luikje. Zij zal één en ander bij het personeel en de toen dienstdoende inrichtingsarts
navragen. Blijkens de mededelingen van het personeel heeft klager indertijd aangegeven dat hij niet deel wenste te nemen aan het aangeboden luchtmoment. De directeur kan zich niet voorstellen dat er een luchtmoment wordt aangeboden en dat klager dit
niet heeft gehoord. Juist in dit soort gevallen wordt meerdere malen gevraagd of de gedetineerde gebruik wenst te maken van het luchtmoment.

Blijkens de nadere schriftelijke inlichtingen van de directeur naar aanleiding van onderdeel d van het beklag, is door het dienstdoende personeel de inrichtingsarts gebeld. Dit gebeurde in verband met klagers dwingende verzoek om medicatie. Klager
heeft
toen geen klachten kenbaar gemaakt over zijn arm. De inrichtingsarts heeft besloten niet naar de inrichting te komen omdat de situatie volgens hem niet levensbedreigend was en één en ander tot de daaropvolgende maandag kon wachten.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat het beroep ten aanzien van onderdeel a van het beklag door klager ter zitting is ingetrokken. Zij zal daarom dit onderdeel van het beklag verder buiten beschouwing laten.

Ten aanzien van de beslissing om aan klager terzake van de gegrondverklaring van onderdeel b van het beklag geen tegemoetkoming toe te kennen overweegt de beroepscommissie het volgende.
Nu door de directeur geen beroep is ingesteld tegen de uitspraak van de beklagcommissie en terzake ook geen verweer meer heeft gevoerd, staat voldoende vast dat door inrichtingspersoneel disproportioneel geweld is toegepast jegens klager, tengevolge
waarvan hij gewond is geraakt. Nu de gevolgen daarvan niet ongedaan gemaakt kunnen worden komt aan klager terzake van het door hem ondervonden ongemak een financiële tegemoetkoming toe. Dat maakt dat de beslissing van de beklagcommissie om aan klager
geen tegemoetkoming toe te kennen onjuist is. De beroepscommissie zal daarom, gehoord de directeur dienaangaande, de hoogte van de financiële tegemoetkoming vaststellen op € 25,=.

Uit de nadere informatie is aannemelijk geworden dat het dienstdoende personeel naar aanleiding van klagers verzoek telefonisch contact heeft opgenomen met de inrichtingsarts. Daarbij zijn toen, op aangeven van klager, vragen aan de arts gesteld met
betrekking tot klagers medicatie. De inrichtingsarts heeft toen geoordeeld dat hij niet onmiddellijk bij klager langs hoefde te gaan voor een consult. De beroepscommissie vindt voorts geen aanleiding om te twijfelen aan de mededeling van de directeur
dat klager toen enkel naar de arts heeft gevraagd in verband met de missende medicatie. Eén en ander maakt aannemelijk dat het personeel voldoende zorgvuldig heeft gehandeld ten aanzien van klager. Hetgeen in beroep naar voren is gebracht ten aanzien
van dit onderdeel van het beklag kan daarom niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal in zoverre worden bevestigd.

Hetgeen in beroep naar voren is gebracht ten aanzien van de onderdelen c en e van het beklag kan – voorzover één en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom in zoverre
ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal in zoverre worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verstaat dat het beroep tegen onderdeel a van de uitspraak van de beklagcommissie is ingetrokken.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen c, d en e ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voorzover dit is gericht tegen de beslissing van de beklagcommissie om aan klager terzake van de gegrondverklaring van onderdeel b van het beklag géén tegemoetkoming toe te kennen en vernietigt in
zoverre
de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, L. Diepenhorst en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 25 augustus 2005

secretaris voorzitter

Naar boven