Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1189/TA, 24 augustus 2005, beroep
Uitspraakdatum:24-08-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1189/TA

betreft: [klager] datum: 24 augustus 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPI De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een op 13 mei 2005 verzonden uitspraak van 18 maart 2004 (lees 2005) van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 augustus 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Overijssel te Zwolle, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.H. Rump. Het hoofd van de inrichting is zonder bericht van verhindering
niet ter zitting verschenen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een op 7 januari 2005 tijdens het luchten opgelegd spreekverbod.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Klager had niet in zijn klacht ontvangen mogen worden, daar de bestreden beslissing niet is aan te merken als een beklagwaardige beslissing als bedoeld in artikel 56 Bvt.
De bestreden beslissing is een aanwijzing aan klager in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting of een ongestoord verloop van de verpleging, als bedoeld in artikel 7, derde lid, Bvt. Verpleegden zijn verplicht een
dergelijke aanwijzing op te volgen. Ten tijde van het geven van de aanwijzing was klager de maatregel van afzondering opgelegd, hetgeen met zich meebrengt dat contact met medepatiënten tot een minimum beperkt blijft, ook tijdens het verblijf in de
buitenlucht ex artikel 43, derde lid, Bvt. Volgens paragraaf 2.9 van de Memorie van toelichting op de Bvt staat geen beklag open tegen inperking van rechten van verpleegden op grond van ongeschreven huisregels. In dit geval is geen sprake geweest van
een beperking van een recht.

Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Er is wel sprake van een beklagwaardige beslissing, daar klagers recht op bewegingsvrijheid, neergelegd in artikel 31 Bvt, is beperkt. Dit recht, dat niet absoluut is, houdt tevens een recht op communicatie in. Daar klager afdelingsarrest had, mocht
hij
luchten met medepatiënten, hetgeen ook contact met medepatiënten op de aangrenzende luchtplaats inhoudt. Klager was niet de maatregel van afzondering, maar de maatregel van afdelingsarrest opgelegd op het moment dat een sociotherapeutisch medewerker
(s.t.m.-er) hem tijdens het wandelen in de tuin verbood te spreken met een medepatiënt. Klager heeft tijdens het luchten een medepatiënt, die op de andere luchtplaats was, door het gaas heen gevraagd hoe het met hem ging. Zonder noodzaak werd hem dat
verboden en mocht hij niet blijven staan op de plek waar hij stond. Er was in het gesprek geen enkele aanleiding te vinden om tot een spreekverbod over te gaan. Na het verbod wilde klager in discussie met de s.t.m.-er waarom hij dat verbod opgelegd
kreeg en op basis van welke regel, maar de s.t.m.-er wilde die discussie niet aangaan. Later is erkend dat er geen regel bestaat dat het is verboden tijdens het luchten met een medepatiënt te spreken, maar dat het om een ongeschreven regel gaat. Hem is
daarover eerder nooit iets gezegd. Het hoofd van de inrichting heeft niet toegelicht waaruit het belang van de veiligheid voor het spreekverbod bestond.
Als klager afgezonderd was geweest, zou hij hebben moeten luchten in een luchtkooi op een moment dat er geen andere patiënten aanwezig zijn.
Klager heeft later nog een keer een spreekverbod tijdens het luchten gekregen van een andere s.t.m.-er, die aangaf daartoe instructie te hebben gekregen.

3. De beoordeling
Krachtens artikel 43, derde lid, Bvt heeft een verpleegde het recht op verblijf in de buitenlucht gedurende tenminste een uur per dag. Dit recht heeft ook een verpleegde, die de maatregel van afdelingsarrest of de verdergaande maatregel van afzondering
of separatie is opgelegd. Het recht om te spreken is een grondrecht.
Het recht op luchten brengt naar het oordeel van de beroepscommissie mee dat een verpleegde tijdens het luchten op een luchtplaats in principe spreekcontact kan hebben met eveneens daar aanwezige medeverpleegden. Beperkingen daarin zijn naar het
oordeel
van de beroepcommisie beklagwaardig op grond van het bepaalde in artikel 56, eerste lid, onder e, Bvt.
De beroepscommissie is derhalve met de beklagcomissie van oordeel dat klager in zijn klacht kan worden ontvangen, zij het op een andere grond.

Tijdens de beklagprocedure is er onweersproken van uitgegaan dat klager tijdens het opgelegde spreekverbod afdelingsarrest had. Het hoofd van de inrichting geeft in zijn beroepschrift zonder enige toelichting aan dat sprake was van afzondering. Klager
heeft ter zitting van de beroepscommissie verklaard dat hij afdelingsarrest had. In het licht van het vorenstaande en de omstandigheid dat het hoofd van de inrichting niet ter zitting aanwezig was om het tegendeel aannemelijk te maken, gaat de
beroepscommissie er vanuit dat klager tijdens het spreekverbod op 7 januari 2005 de maatregel van afdelingsarrest opgelegd was.

Een verpleegde met afdelingsarrest is het tijdelijk niet toegestaan zich onbegeleid buiten de afdeling van verblijf te begeven, omdat dit noodzakelijk wordt geacht in het belang van a) de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de
verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen, b) de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, en/of c) de afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van de
verpleegde.
Met afdelingsarrest is in beginsel niet gegeven dat betrokkene niet met anderen mag spreken. Indien het met het oog op een van genoemde belangen noodzakelijk wordt geacht dat er tijdens begeleid verblijf buiten de verblijfsafdeling, tijdens het
luchten,
geen spreekcontact plaatsvindt met medepatiënten van een andere afdeling, kan dit bewerkstelligd worden door het luchten te laten plaatsvinden buiten aanwezigheid van deze andere patiënten of, als dat niet mogelijk is, de verpleegde vooraf kenbaar te
maken dat en om welke reden spreekcontact met patiënten van een andere afdeling tijdens het luchten niet is toegestaan.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is niet aannemelijk geworden dat aan klager vóór het luchten op 7 januari 2005 is kenbaar gemaakt dat en waarom hij tijdens het luchten geen spreekcontact met patiënten van een andere afdeling mocht hebben.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. H. Heijs en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 24 augustus 2005

secretaris voorzitter

Naar boven