Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1691/GV, 15 augustus 2005, beroep
Uitspraakdatum:15-08-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1691/GV

betreft: [klager] datum: 15 augustus 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 juli 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Het enkele feit dat de strafduur resteert tot 7 januari 2009 lijkt de enige reden te zijn om het
verzoek af te wijzen. De Pbw noch de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kent een dergelijk criterium. De beslissing is derhalve in strijd met een wettelijk voorschrift. Voorzover de Minister bedoelt dat de lange strafduur wijst op een
situatie die aanleiding is om geen strafonderbreking te willen toekennen, is sprake van een onjuiste feitelijke grondslag alsmede van een ernstig motiveringsgebrek. Zowel de inrichting als het openbaar ministerie hebben positief geadviseerd. Klager is
een modelgevangene. De adviezen zijn zwaarwegend en zonder nadere motivering kan daar niet vanaf worden geweken. Klager is eerder, terwijl hij in voorlopige hechtenis verbleef, strafonderbreking toegekend vanwege de begrafenis van zijn moeder. Hierbij
zijn geen onregelmatigheden voorgekomen. De ernst van de strafbare feiten en de te verwachten strafduur hebben er toen ook niet toe geleid dat er geen strafonderbreking kon worden verleend. Het strafrestant kan nu evenmin een rol spelen. Het strafbare
feit heeft zich niet in de woonomgeving van klager afgespeeld. Klagers echtgenote heeft ernstige psychische problemen. Zij verkeert al enige tijd in een depressieve toestand. De behandelend psycholoog is met vakantie. Juist ten tijde van de bevalling
is
er behoefte aan ondersteuning op het thuisfront. Tevens dient klagers verzoek te worden opgevat als een verzoek om incidenteel verlof. Klager heeft geen bezwaar tegen het verbinden van voorwaarden aan strafonderbreking c.q. incidenteel verlof zoals het
accepteren van enige begeleiding, als dit er maar toe leidt dat klager bij de bevalling aanwezig kan zijn.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld voor drie gewapende overvallen. Hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar. Zijn einddatum is 7 januari 2009. De zwangerschap is ontstaan tijdens klagers detentie. De verloskundige schrijft dat klagers vrouw weinig
mantelzorg heeft. Bij navraag door Bureau Medische Advisering is gebleken dat zij gewoon recht heeft op kraamzorg. Tevens is niet gebleken dat de aanwezigheid van klager medisch noodzakelijk zou zijn. De advocaat-generaal heeft aanvankelijk positief
geadviseerd terzake van strafonderbreking. Dit bleek op een misverstand te berusten.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis De IJssel heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te ‘s-Hertogenbosch heeft aanvankelijk op 17 juni 2005 abusievelijk aangegeven geen bezwaar te hebben tegen strafonderbreking en in een schrijven van 11 augustus 2005 geadviseerd om de strafonderbreking,
gelet
op het feit dat klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar terzake van zeer ernstige geweldsdelicten, waarbij meerdere slachtoffers zijn betrokken en gelet op de gevoelens en de belangen van die slachtoffers, niet te verlenen.

De selectiefunctionaris heeft op 12 augustus 2005 beslist om klager in het kader van incidenteel verlof een kraambezoek toe te staan, waarbij bewaking door medewerkers van DV en O en aanlegging van de broekstok/handboeien noodzakelijk wordt geacht.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek, wegens gekwalificeerde
diefstal en afpersing. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 7
januari 2009.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dan niet kan worden
volstaan
met een andere vorm van verlof. Artikel 36 van de Regeling bepaalt dat strafonderbreking onder meer kan worden verleend voor het bijwonen van de bevalling van de levenspartner van de gedetineerde.

De beroepscommissie overweegt dat er, gelet op de aard en ernst van de door klager gepleegde overvallen, bij het verlenen van strafonderbreking een groot risico bestaat op maatschappelijke onrust. Bovendien bestaat er, gelet op het nog lange
strafrestant van klager, een gevaar voor diens onttrekking aan de detentie. Gezien het vorenstaande is de afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot strafonderbreking niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat het klager wel is toegestaan om na de geboorte van zijn kind onder bewaking een kraambezoek te brengen. Dat in het kader van incidenteel
verlof
aan klager niet wordt toegestaan aanwezig te zijn bij de bevalling acht de beroepscommissie, nu begeleiding en bewaking door DV en O van klager noodzakelijk is en een bevalling nu eenmaal geen vast tijdskader kent, evenmin onredelijk of onbillijk of in
strijd met de wet.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, en
mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 augustus 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven