Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1248/JA, 9 augustus 2005, beroep
Uitspraakdatum:09-08-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1248/JA

betreft: [klager] datum: 9 augustus 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op 5 december 1986, verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 mei 2005van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hartelborgt te Spijkenisse,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 juli 2005, gehouden in de j.j.i. De Heuvelrug te Overberg, is klager gehoord. De directeur van de j.j.i. De Hartelborgt is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat tijdens een kamercontrole posters van klagers kamer zijn verwijderd en zijn vernietigd.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De posters hingen al drie maanden op zijn kamer en op het prikbord. Er is hem nooit gezegd dat ze weg moesten. Ineens werd er een kamercontrole gehouden door iemand van een andere afdeling. Klager mocht daarbij niet op zijn kamer aanwezig zijn. De
posters zijn van zijn muur gehaald. Later heeft klager gevraagd waar ze gebleven waren, ze zaten namelijk niet in de fouillering. Toen bleek dat ze de posters hadden weggegooid.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Artikel 39 Bjj regelt de bevoegdheid van de directeur om de kamer van de jeugdige te onderzoeken op de aanwezigheid van verboden voorwerpen. Een dergelijk onderzoek kan worden gedaan in het kader van het algemene toezicht op de aanwezigheid van
verboden
voorwerpen in de kamers van de jeugdigen, maar ook als dit in andere zin noodzakelijk is in het belang van de orde of de veiligheid in de inrichting. Vast staat dat klagers kamer door personeel van de inrichting is onderzocht en dat daarbij posters
zijn
aangetroffen welke door de inrichting als aanstootgevend werden bestempeld. Klager betwist dit overigens. Daarbij komt dat de directeur in zijn reactie tegenover de beklagcommissie erkent dat klager nimmer op het hebben hangen van de posters is
aangesproken. Reeds hierom acht de beroepscommissie het zonder waarschuwing in het kader van een blijkbaar algehele kamercontrole weghalen van de posters onredelijk en zij verklaart het beroep reeds hierom gegrond.
Artikel 50 Bjj betreft het bezit van persoonlijke voorwerpen door de jeugdige. Het vierde lid van dit artikel maakt de directeur bevoegd aan de jeugdige toebehorende voorwerpen voor rekening van de jeugdige te laten onderzoeken, teneinde vast te
stellen
of de toelating of het bezit daarvan kan worden toegestaan dan wel is verboden. Het vijfde lid bepaalt dat de directeur bevoegd is -onder meer- verboden voorwerpen in beslag te nemen. Hij draagt zorg dat deze voorwerpen, voorzover hier van belang,
hetzij onder afgifte van een bewijs van ontvangst ten behoeve van de jeugdige op diens kosten worden bewaard, hetzij met toestemming van de jeugdige worden vernietigd. Nu van beide situaties niet is gebleken, heeft de directeur onrechtmatig gehandeld
jegens klager door zonder zijn toestemming bedoelde posters te (doen) vernietigen.
Klager zal, nu de onrechtmatige verwijdering van de posters niet meer ongedaan te maken is, de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager ten laste van de directeur een tegemoetkoming toekomt van € 5.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.A. Flinterman, voorzitter, mr. F.G.A. ten Siethoff en dr. I. Weijers, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 9 augustus 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven