Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1376/GA, 12 september 2005, beroep
Uitspraakdatum:12-09-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1376/GA

betreft: [klager] datum: 12 september 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 mei 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag houdt in onder meer in dat men niet geconfronteerd wil worden met de waarheid in verband met eigen verantwoordelijkheid.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager is niet opgeroepen voor de zitting van de beklagrechter om zijn uitleg te kunnen geven. Zijn rechtsgang is hem ontnomen.

Namens de directeur is daarop geantwoord dat klager afgezien van zijn harddrugverslaving nog last heeft van psychiatrische problematiek en weigert de door de psychiater voorgeschreven medicatie in te nemen. Hij is hierdoor moeilijk in staat om het
aangeboden programma te volgen. Sinds enkele maanden is hij geplaatst op een zorgafdeling en volgt hij een individueel traject. Klager was toentertijd dusdanig in de war dat een reactie van hem onmogelijk was.

3. De beoordeling
De beklagrechter heeft vastgesteld dat het beklag bestaat uit een aantal onduidelijke zinnen en dat klager het beklag niet aan de maandcommissaris heeft willen toelichten. De beklagrechter is tot het oordeel gekomen dat het beklag, omdat het
onbegrijpelijk is, ongegrond dient te worden verklaard. De beroepscommissie is het met de beklagrechter eens dat klagers beklag onvoldoende duidelijk de beslissing vermeldt waarover wordt geklaagd en de redenen van het beklag. Nu niet wordt voldaan
wordt aan het in artikel 61, derde lid, Pbw gestelde zal de beroepscommissie de beslissing van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk in het beklag verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 september 2005

secretaris voorzitter

Naar boven