nummer: 05/1720/GV
betreft: [klager] datum: 24 augustus 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.P.F. Hoens, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 21 juli 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager verzocht om strafonderbreking, omdat hij zijn vriendin, die een miskraam heeft gehad, wilde bijstaan. Het verzoek werd afgewezen omdat het niet om een bijzondere omstandigheid zou gaan die
strafonderbreking aangewezen zou maken en omdat geen sprake zou zijn van een duurzame relatie tussen klager en zijn vriendin. Blijkens brieven van klager, klagers vriendin en de geestelijk verzorger die is verbonden aan het huis van bewaring (h.v.b.)
Nieuwegein, heeft klagers vriendin het nu heel erg zwaar. Het is belangrijk dat klager en zijn vriendin hun verdriet samen kunnen verwerken. Klager en zijn vriendin hebben al sinds september 2002 een vaste relatie en wonen sinds februari 2003 samen.
Dit
laatste wordt schriftelijk bevestigd door een wijkagent en twee buurvrouwen. Het klopt dat klager zich nog niet had laten inschrijven aan het adres [...] te [...]. Het was er simpelweg nog niet van gekomen. Vermeldenswaard is wel dat justitie hem op
dit
adres weet te vinden, gelet op het feit dat de oproeping voor de raadkamerziting van 17 augustus j.l., waarin een beklag ex artikel 12 Sv zal worden behandeld, naar dit adres is gestuurd. Klager zou graag zien dat hem voor vier tot zes weken
strafonderbreking zal worden verleend.
De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft eerder om incidenteel verlof gevraagd in verband met dezelfde omstandigheden. Dat verzoek werd door de directeur van de inrichting afgewezen, omdat klager niet kon aantonen dat hij een duurzame relatie had. Volgens het uittreksel uit de
gemeentelijke basisadministratie heeft klager nooit in de [...] te [...] gewoond. Daarnaast blijkt uit de overgelegde stukken niet meer dan het feit dat klagers vriendin een miskraam heeft gehad (brief ziekenhuis) en dat de relatie een gevoelige klap
heeft gehad door de miskraam (brief geestelijk verzorger). Hierin wordt vooralsnog onvoldoende aanleiding gezien de gevraagde strafonderbreking te verlenen.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het h.v.b. Nieuwegein adviseert de gevraagde strafonderbreking niet te verlenen, omdat klager niet kan aantonen dat hij een duurzame relatie heeft.
3. De beoordeling
Klager ondergaat vier gevangenisstraffen van respectievelijk tien maanden met aftrek, drie maanden met aftrek en twee keer drie weken. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 12 april 2006. Aansluitend dient hij eventueel 103
dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.
Krachtens artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (de Regeling), kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde
dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Ingevolge artikel 36 juncto artikel 23 van de Regeling kan onder meer strafonderbreking worden verleend voor een bezoek aan een in ernstige psychische nood verkerende levenspartner.
De eerste vraag die moet worden beantwoord is de vraag of klager en zijn vriendin als levenspartners in de zin van de Regeling kunnen worden aangemerkt. De Minister meent van niet en heeft daartoe aangevoerd dat klager en zijn vriendin niet op
hetzelfde
adres staan ingeschreven.
Hoewel dit één van de aspecten is die bepalend is voor de uitkomst van voormelde vraag, kent de beroepscommissie daar in dit geval geen doorslaggevende betekenis aan toe. Zij neemt daarbij met name in aanmerking dat de politie te [..] op 7 juli 2005
schriftelijk heeft bericht dat klager en zijn vriendin sinds februari 2003 samenwonen en woonachtig zijn aan het adres [...] te [...].
De volgende vraag die moet worden beantwoord is de vraag of sprake is van een in ernstige psychische nood verkerende levenspartner. Hoewel de beroepscommissie aannemelijk acht dat sprake is geweest van een miskraam en dit effect heeft gehad op de
psychische gesteldheid van klagers vriendin (en klager), acht zij de beslissing om de gevraagde strafonderbreking niet toe te staan niet onredelijk of onbillijk. Zij neemt daarbij met name in aanmerking dat hetgeen door en namens klager is gesteld met
betrekking tot de psychische gesteldheid van zijn vriendin onvoldoende is gestaafd.
Tegen de achtergrond van het vorenstaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beslissing van de Minister niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden
aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 24 augustus 2005.
secretaris voorzitter