Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1279/GB, 29 augustus 2005, beroep
Uitspraakdatum:29-08-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/1279/GB

Betreft: [klager] datum: 29 augustus 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 mei 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een gevangenis afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 5 november 2001 gedetineerd. Hij verblijft als preventief gehechte in het huis van bewaring (h.v.b.) Zutphen.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar een gevangenis als volgt toegelicht.
Er was met een b.s.d.-medewerker van het h.v.b. Zutphen en het rayonbureau een afspraak gemaakt om een selectietraject voor klager uit te zetten. Door b.s.d.-medewerkers is aan klager de toezegging gedaan dat hij geselecteerd zou worden. Hem is niet
verteld dat één en ander gebaseerd was op nog niet in werking getreden regelgeving. Het rayonbureau had opdracht gegeven om klager te selecteren voor een gevangenis te Zutphen. Klager is niet geselecteerd voor een gevangenis, omdat dat niet eerlijk zou
zijn ten opzichte van andere personen. Klager verblijft sinds 5 november 2001 in een h.v.b.-regime. Dit is veel zwaarder dan het gevangenisregime. Het EVRM bepaalt dat mensen niet ongelimiteerd in een zwaarder regime kunnen verblijven. De strafmaat is
door het gerechtshof al vastgesteld. Klager heeft gebruik gemaakt van zijn processuele rechten middels een cassatieverzoek. Voorlopig is de straf definitief. Het is nog maar de vraag of de zaak wordt aangenomen. Gezien de duur van de opgelegde detentie
gekoppeld aan de fasering, meent klager toch recht te hebben op selectie voor een gevangenis.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar en heeft hiertegen beroep in cassatie aangetekend. Zijn einddatum staat niet vast, omdat de mogelijkheid bestaat dat het arrest van het gerechtshof geheel of gedeeltelijk wordt
vernietigd. Op 1 april 2005 is een selectieverzoek gedaan, waarbij is aangedrongen op gebruikmaking van de voorstellen die gedaan zijn om een gedetineerde, die veroordeeld is in eerste aanleg, te selecteren voor een gevangenis. Klager wil graag van
deze
regeling gebruik maken. Dit voorstel is afgewezen op grond van de huidige wet en regelgeving. Het betreffende wetsvoorstel is nog niet bekrachtigd en kan niet tenuitvoer worden gelegd. Dit is aan klager duidelijk gemaakt. Gelet op de huidige wetgeving
rond selectie is het niet mogelijk om een gedetineerde, die niet is afgestraft, te selecteren voor een gevangenis.

3.3. Uit het wetgevingsprogramma van de Directie Wetgeving van het Ministerie van Justitie blijkt dat de streefdatum voor de inwerkingtreding van de Wet van 26 mei 2005, Staatsblad 2005, nr. 280, tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in
verband met de tenuitvoerlegging van voorlopige hechtenis na veroordeling in eerste aanleg is bepaald op 1 januari 2006.

4. De beoordeling
4.1. Uit het thans vigerende artikel 10, eerste lid, Pbw volgt dat gevangenissen bestemd zijn voor de opneming van personen die tot vrijheidsstraf zijn veroordeeld. Klager heeft beroep in cassatie aangetekend tegen zijn veroordeling door het
gerechtshof en kan niet worden aangemerkt als een onherroepelijk veroordeelde tot vrijheidsstraf. Hij beschikt over een status als preventief gehechte en behoort tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring bestemd zijn.
Weliswaar is er een wetswijziging aanhangig die het mogelijk maakt dat de tenuitvoerlegging van voorlopige hechtenis van gedetineerden, die in eerste aanleg veroordeeld zijn tot vrijheidsstraf, plaatsvindt in een gevangenis maar de streefdatum voor de
inwerkingtreding van deze wet is thans bepaald op 1 januari 2006.

4.2. Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris die gebonden is aan het thans geldende recht niet in strijd is met de huidige wet en/of
regelgeving en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 29 augustus 2005

secretaris voorzitter

Naar boven