Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1558/GB, 2 september 2005, beroep
Uitspraakdatum:02-09-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1558/GB

betreft: [klager] datum: 2 september 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.B. Boone, advocaat te Wijk bij Duurstede,
namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een 24 juni 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op 22 juli 2005 is klager, bijgestaan door zijn raadsman H.B. van Eeuwijk, door een lid van de beroepscommissie gehoord. De selectiefunctionaris heeft telefonisch aangegeven niet aanwezig te zullen zijn bij het horen en heeft in een schrijven gedateerd
9 augustus 2005 gereageerd op het verslag van horen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als preventief gehechte in het huis van bewaring (h.v.b.) van de extra beveiligde inrichtingen (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught.

2. De feiten
Klager is sedert 20 juni 2002 gedetineerd. Hij verblijft thans in het h.v.b. van de EBI. Klager verblijft in voorlopige hechtenis in verband met de verdenking van (opzettelijke) overtreding van de Opiumwet. Aansluitend is er sprake van bewaring terzake
van een toelaatbaar verklaard uitleveringsverzoek van de Bondsrepubliek Duitsland alsmede van een verzoek om uitlevering aan de republiek Servië Montenegro.

3. De standpunten
3.1. Klager en zijn raadsman hebben hun standpunt in beroep nader toegelicht zoals is weergegeven in het daarvan opgemaakte verslag. Het verslag is aan deze uitspraak gehecht en de inhoud daarvan dient als hier ingelast te worden beschouwd.

3.2. De selectiefunctionaris heeft op het onder 3.1. vermelde verslag gereageerd in een schrijven gedateerd 9 augustus 2005. Dit schrijven wordt eveneens aan deze uitspraak gehecht en de inhoud dient eveneens als hier ingelast te worden beschouwd.

3.3. In het selectievoorstel van de directeur van de EBI te Vught d.d. 16 juni 2005 is aangegeven dat de inrichting handhaving van klager in de EBI adviseert. Als redenen voor dat advies zijn aangegeven de te verwachten gevangenisstraf, het feit dat
er twee verzoeken tot uitlevering van klager zijn gedaan, waarvan het verzoek tot uitlevering naar Duitsland inmiddels toelaatbaar is verklaard en dat klager in staat is gebleken om vanuit de EBI contacten met derden (een interview in Vrij Nederland en
contact met een journalist) te onderhouden buiten medeweten van de EBI. Voorts is verwezen naar het rapport van het Gedetineerden recherche informatiepunt d.d. 9 augustus 2004.

3.4. De selectiefunctionaris heeft klager in het kader van het voorstel tot verlenging van de plaatsing in de EBI gehoord. De selectiefunctionaris heeft naar aanleiding daarvan in zijn advies van 22 juni 2005 het volgende verwoord.
Klager heeft zijn beklag gedaan over diverse zaken. Ondermeer meldde hij dat de rechter na 15 maanden nog steeds geen uitspraak heeft gedaan in zijn zaak, zulks terwijl hij onschuldig is. Klager is van mening dat hij langer in de EBI moet verblijven
dan
andere gedetineerden. Anderen verlaten al na één jaar de EBI, terwijl hij er al drie jaar verblijft. Verder is klager van mening dat er bij hem, anders dan bij andere EBI-gedetineerden, geen sprake is van concrete feiten waarvan hij wordt verdacht.
Klagers uitlevering wordt weliswaar door Servië Montenegro gevraagd, maar het betreft geen ‘speciale’ zaken als bijvoorbeeld georganiseerde criminaliteit. Overigens ligt dat uitleveringsverzoek thans ter fiattering bij het Ministerie van Justitie. De
door hem vanuit de EBI verzonden ongecensureerde post is al weer van meer dan een jaar geleden, er zijn geen nieuwe feiten.
Klager wil graag uit de EBI worden geplaatst.
De selectiefunctionaris adviseert om klagers verblijf in het h.v.b. van de EBI te verlengen.

3.5. De selectiefunctionaris heeft in zijn brief van 18 juli 2005 het volgende bericht.
Verwezen wordt ondermeer naar eerdere brieven van de selectiefunctionaris van 22 augustus 2002, 24 februari 2003, 14 augustus 2003, 4 februari 2004, 29 april 2004 en 13 augustus 2004 en 1 februari 2005.
Klager is thans preventief gedetineerd in verband met delictplegingen in het kader van de Opiumwet. Daarnaast is sprake van een toelaatbaar verklaard onherroepelijk verzoek tot uitlevering aan Duitsland. Bovendien is er sprake van een door Servië en
Montenegro ingediend verzoek om uitlevering dat verband houdt met zeer ernstige gewelddadige delictplegingen waarvan hij wordt verdacht. Dit zou gaan om het uitlokken/medeplegen van een dubbele moord in 1995 waarbij tevens het leven van drie anderen in
gevaar werd gebracht. Klager zou daarbij een geldelijke beloning hebben toegezegd en een automatisch vuurwapen en een auto ter beschikking hebben gesteld. Klager wordt nog steeds extreem zwaar beveiligd vervoerd. De recente zittingen en verhoren van de
Raadkamer vonden nog steeds plaats in de extra beveiligde rechtbank. Zo is klager nog in maart 2005 per helikopter vanuit de rechtbank vervoerd naar de EBI. In 2004 is gebleken dat klager in staat is gebleken om vanuit de EBI niet toegestane contacten
te leggen met derden, waarmee hij er blijk van heeft gegeven de veiligheid van de inrichting in gevaar te kunnen brengen door in staat te zijn hulp van buitenaf te organiseren gericht op de invulling van eventuele ontvluchtingvoornemens. Voorstelbaar
is
dat klager in een minder goed beveiligde inrichting verdergaande niet toegestane contacten onderhoudt met de buitenwereld, die tot doel zouden kunnen hebben dat klager zich, al dan niet met gebruikmaking van geweld van buitenaf, zou kunnen onttrekken
aan detentie, waarmee ook een ongestoorde uitlevering van klager in gedrang zou komen. Bij ontvluchting zou klager een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen. Gelet op een en ander heeft de selectiefunctionaris besloten tot handhaving van klager
in de EBI.

4. De beoordeling
4.1. De EBI Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen en heeft een regime van beperkte gemeenschap en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden
geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. De beroepscommissie overweegt het volgende.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft klagers uitlevering aan Duitsland toelaatbaar geacht. Tevens is door de republiek Servië en Montenegro om klagers uitlevering verzocht. Duitsland heeft aangegeven zich niet te zullen verzetten tegen een eventuele
uitlevering van klager aan Servië en Montenegro. De uitleveringsverzoeken zijn gestoeld op de verdenking dat klager betrokken is geweest bij ernstige geweldsmisdrijven. De beroepscommissie acht het van belang dat klagers uitlevering ongestoord kan
verlopen.
Die ongestoorde uitlevering kan naar het oordeel van de beroepscommissie in het gedrang komen indien klager in een minder beveiligde inrichting dan de EBI zijn detentie zou ondergaan. Gebleken is dat klager in 2004 in staat is geweest om, ondanks het
in
de EBI toegepaste beveiligingsregime, niet toegelaten contacten te onderhouden met vertegenwoordigers van de pers. Voorstelbaar is dat klager in een minder beveiligde inrichting verdergaande niet toegelaten contacten zou kunnen onderhouden met de
buitenwereld, welke contacten in dat geval mogelijk tot doel kunnen hebben dat klager zich al dan niet met gebruikmaking van geweld van buitenaf zou kunnen onttrekken aan zijn detentie. De beroepscommissie acht daarom ook thans nog aannemelijk dat
klager bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt. De beroepscommissie overweegt daarbij evenwel nog dat, naarmate langere tijd is gelegen tussen klagers niet toegelaten contacten met personen buiten de inrichting en het moment
waarop over de verlenging van klagers verblijf in de EBI moet worden beslist, die niet-toegelaten contacten minder zwaar gaan wegen.
Uit de nadere reactie van de selectiefunctionaris is voorts nog gebleken dat de medische klachten van klager door de medische dienst van de EBI serieus worden genomen en aan hem, indien geïndiceerd, een passende behandeling wordt geboden.

4.5. De beroepscommissie komt, gelet op het vorenstaande, tot het oordeel dat thans niet is gebleken van contra-indicaties voor voortduring van klagers verblijf in de EBI en dat de beslissing om klagers verblijf in de EBI te verlengen niet in strijd
is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.J. van Oostveen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 september 2005

secretaris voorzitter

Naar boven