Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1822/GV, 7 september 2005, beroep
Uitspraakdatum:07-09-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1822/GV

betreft: [klager] datum: 7 september 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Boskma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 augustus 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klagers tweede verlofaanvraag is vooralsnog afgewezen in afwachting van de uitspraak van de
beklagcommissie. Klager heeft vanaf het begin aangegeven dat hij niet betrokken is geweest bij de handel in verdovende middelen. Twee gedetineerden hebben zich daarmee bezig gehouden. Onderzoek heeft uitgewezen dat klager hierbij niet betrokken is
geweest. De sepotbeslissing is overgelegd. Uit niets blijkt dat er naast het onderzoek van het openbaar ministerie nog een ander onderzoek loopt of heeft gelopen, waaruit alsnog is gebleken dat klager hierin een rol heeft gespeeld. De overplaatsing is
niet gebaseerd op deze vermeende handel in verdovende middelen. Omdat klager nadien, vermoedelijk naar aanleiding van het gebeuren met de handel in verdovende middelen door anderen, is opgezocht en bedreigd door een medegedetineerde, heeft de directeur
met name voor de eigen veiligheid van klager en daarmee voor de rust en veiligheid binnen de inrichting, het verstandig geacht om klager te laten overplaatsen. Dit kan geen reden zijn voor het afwijzen van de verlofaanvraag. Niet duidelijk is waarom de
beslissing van de beklagrechter en de beroepscommissie in deze dienen te worden afgewacht. Volgens klager zijn er geen bezwaren meer om thans over te gaan tot verlofverlening. Inmiddels is klager al maanden de dupe doordat hij in een normaal beveiligde
inrichting is geplaatst en zijn verlofaanvragen bij herhaling zijn afgewezen. De reclassering heeft een traject voor klager uitgezet, waarbij hij geschikt wordt geacht voor vervroegde plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting, deelname aan
een
penitentiair programma en elektronisch toezicht. De selectiefunctionaris had de informatie en het advies van de reclassering bij de beslissing dienen te betrekken en op die grond tot een andere beslissing dienen te komen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft beroep ingesteld tegen afwijzing van de eerste verlofaanvraag. Ten tijde van de beoordeling van de tweede verlofaanvraag door de selectiefunctionaris had de
beroepscommissie nog geen uitspraak gedaan ten aanzien van de afwijzing van de eerste verlofaanvraag. De tweede verlofaanvraag is vooralsnog afgewezen, omdat de beklagcommissie nog geen uitspraak heeft gedaan. De zitting van de beklagcommissie heeft
plaatsgevonden op 9 augustus 2005. Klager heeft zich op 31 januari 2005 gemeld in de beperkt beveiligde inrichting Westlinge. Hij heeft hier tweemaal regimair verlof en een incidenteel verlof genoten. Op 29 april 2005 heeft een vechtpartij
plaatsgevonden met een gedetineerde, die volgens getuigenverklaringen verhaal kwam halen bij klager. Op een ander paviljoen is een partij hasj gevonden, waardoor klager intern is overgeplaatst. Naar aanleiding van de vechtpartij verdwijnt klager in de
iso en wordt hij overgeplaatst naar Zwaag in afwachting van herselectie. Op grond van de vechtpartij kwam klager in beeld voor externe overplaatsing. Het strafrechtelijk onderzoek naar de invoer van de drugs is afgerond. Er zal geen vervolging
plaatsvinden.
Het betreft een zelfmelder die driemaal zonder problemen naar buiten is gegaan.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zwaag heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag in verband met klagers gedrag. Er is geen sprake van drugsgebruik.
De reclassering heeft in een rapport d.d. 27 april 2005 positief geadviseerd terzake van vervroegde plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting en deelname aan een penitentiair programma/elektronisch toezicht.

De alleensprekende beklagrechter bij de locatie Westlinge heeft in een uitspraak d.d. 9 augustus 2005 klagers beklag tegen oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in de strafcel wegens betrokkenheid bij een vechtpartij op 29
april 2005 ongegrond verklaard.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek, wegens diefstal. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 27 januari 2006.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

De betreffende verlofaanvraag is afgewezen in verband met klagers uitplaatsing uit een beperkt beveiligde inrichting op grond van handel in verdovende middelen en zijn betrokkenheid bij een vechtpartij. Uit de stukken blijkt dat de officier van
justitie
de strafzaak inmiddels heeft geseponeerd en dat van betrokkenheid van klager bij de handel in verdovende middelen niet is gebleken. Uit de beslissing van de beklagrechter volgt dat door de directeur van de inrichting niet is betwist dat een
medegedetineerde klager heeft opgezocht en bedreigd heeft met een mes. Niet is gebleken dat klager de agressor was in de vechtpartij, die daarop is gevolgd. Gelet op het voorvermelde is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de
selectiefunctionaris op basis van de toentertijd bekende gegevens begrijpelijk is, maar dat in het licht van hetgeen thans bekend is en daarbij in aanmerking genomen klagers positieve gedrag in de inrichting en de eerdere goed verlopen regimaire
verloven, deze beslissing echter niet in stand kan blijven. Derhalve zal de beroepscommissie de bestreden beslissing vernietigen. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen
een
termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming, nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing ongedaan zijn te maken.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken (na ontvangst).

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 september 2005

secretaris voorzitter

Naar boven