Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1460/GA, 1 september 2005, beroep
Uitspraakdatum:01-09-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1460/GA

betreft: [klager] datum: 1 september 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.G.M. Frencken, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 juni 2005 van de beklagcommissie bij de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 augustus 2005, gehouden in het huis van bewaring De Grittenborg te Hoogeveen, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur van de b.b.i. Veenhuizen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel d.d. 25 januari 2005 van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van 14 dagen in afwachting van de uitkomst van het herhalingsonderzoek, wegens een positieve score op het gebruik van harddrugs;
b. een ordemaatregel d.d. 2 februari 2005 van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van 14 dagen in afwachting van overplaatsing, wegens een positieve score op het gebruik van harddrugs.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op de afdeling staan koelkasten voor algemeen gebruik. In één van die koelkasten had zijn medegedetineerde [A] een fles gezet en klager heeft uit die fles gedronken. Achteraf bleek er cocaïne in de fles te hebben gezeten. Klager was zich daarvan in het
geheel niet bewust. Waarschijnlijk hebben meer personen uit de bewuste fles gedronken. Klager kreeg een klein briefje met verontschuldigingen van [A]. Klager zit nu meer dan twee jaren binnen en heeft al vele urinecontroles ondergaan waarvan de uitslag
altijd negatief was. Hij heeft helemaal niets van de cocaïne gemerkt. Hij betwistte eerst de uitslag van de urinecontrole, maar na het briefje van [A] met betrekking tot de cocaïne bedacht klager dat de uitslag wel zou kloppen. Vervolgens werd klager
ervan verdacht dat hij ‘wat geregeld’ zou hebben met [A]. Klager betwist dit, aangezien hij direct na de urinecontrole in afzondering is geplaatst. Hij heeft aangifte van vergiftiging gedaan bij de politie tegen [A]. Klager heeft vroeger wel drugs
gebruikt, maar geen cocaïne. In detentie heeft hij helemaal niets gebruikt, zoals ook blijkt uit zijn urinecontroles. Klager heeft de fles niet bewust uit de kast van een ander gepakt.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Uit de urinecontrole, zowel de prétest als het herhalingsonderzoek, blijkt dat er cocaïne in het lichaam van klager zat. Hij gaf een reden op die twijfelachtig overkwam. Het lijkt erop dat klager [A] voor zijn karretje heeft gespannen. [A] staat niet
bekend als drugsgebruiker. Omdat [A] twee dagen na dit voorval met ontslag zou gaan, is bij hem geen urinecontrole afgenomen. De betreffende fles is niet veilig gesteld. De eerste ordemaatregel is opgelegd in afwachting van de uitslag van het
herhalingsonderzoek. Zodra het onderzoek was afgerond is een tweede ordemaatregel opgelegd in afwachting van overplaatsing. Klager heeft deze ordemaatregel volledig uitgezeten. De tweede ordemaatregel is met terugwerkende kracht opgelegd, ingaande op
dezelfde dag als de eerste ordemaatregel, omdat het de bedoeling is de gedetineerde zo kort mogelijk in afzondering te laten zitten. Het klopt dat klager tijdens zijn verblijf in de b.b.i. Veenhuizen niet eerder een positieve urinecontrole heeft
gehad.
Niet alles in de gemeenschappelijke koelkast is voor gemeenschappelijk gebruik.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat de directeur op 25 januari 2005 aan klager heeft opgelegd een ordemaatregel van plaatsing afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, ingaand op 25 januari 2005 en eindigend op 8 februari 2005,
in afwachting van de uitslag van een urinecontrole. Op 2 februari 2005 heeft de directeur opnieuw een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen opgelegd, ingaand op 25 januari 2005 en eindigend 8
februari 2005, ditmaal in afwachting van overplaatsing.
De beroepscommissie stelt voorts vast dat klagers klaagschrift dateert van 29 januari 2005 en dat hij bij de behandeling van het klaagschrift bij de beklagcomissie heeft verklaard er begrip voor te hebben dat de eerste ordemaatregel aan hem werd
opgelegd, maar dat zijn bezwaar zich richt tegen de tweede ordemaatregel.
Gelet op het vorenstaande verstaat de beroepscommissie klagers klaagschrift als gericht tegen de op 2 februari 2005 aan klager opgelegde ordemaatregel.

De directeur heeft aangegeven dat klager positief heeft gescoord op een urinecontrole. Klager bestrijdt de positieve uitslag van de urinecontrole niet, maar heeft gemotiveerd aangegeven dat hij de cocaïne buiten zijn medeweten in zijn lichaam heeft
gekregen. De directeur heeft klagers stelling als onvoldoende aannemelijk van de hand gewezen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager al zo’n twee jaar gedetineerd is en dat hij, op de thans in het geding zijnde urinecontrole na, zoals de directeur niet heeft bestreden en zoals hij heeft bevestigd voor de duur van klagers verblijf in de
b.b.i.
Veenhuizen, nimmer een positieve urinecontrole heeft gehad. Het betreft kortom een op zichzelf staand incident. Zij neemt voorts in aanmerking dat klager consistent is in zijn verweer, dat medegedetineerde [A] de door klager geschetste gang van zaken
schriftelijk heeft bevestigd en dat klager aangifte jegens [A] heeft gedaan.
Hier komt bij dat de directeur heeft nagelaten de fles, waar klager uit gedronken zou hebben en die van [A] zou zijn, voor nader onderzoek veilig te stellen, terwijl de directeur [A] evenmin aan een urinecontrole heeft onderworpen.

Tegen de achtergrond van het vorenstaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager, die alles heeft gedaan wat in redelijkheid van hem verlangd kan worden om zijn ‘onschuld’ aan te tonen, bewust
cocaïne
heeft gebruikt. Zij zal klagers beroep en het onderliggende beklag dan ook (alsnog) gegrond verklaren. Zij zal klager een tegemoetkoming toekennen van € 10,= per dag doorgebracht in een afzonderingscel vanaf 2 februari 2005.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie nog dat een ordemaatregel niet, zoals in het onderhavige geval is gebeurd, met terugwerkende kracht kan worden opgelegd. De eerste ordemaatregel, waar klager mee kon instemmen, voorziet in de periode van 25
januari 2005 tot 2 februari 2005 en de tweede ordemaatregel had op 2 februari 2005 moeten ingaan.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 70,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en drs. M.S.H. Ridder-Padt, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 1 september 2005

secretaris voorzitter

Naar boven