Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0829/TA, 14 september 2005, beroep
Uitspraakdatum:14-09-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/829/TA

betreft: [klager] datum: 14 september 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Polderman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 april 2005 van de beklagcommissie bij de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De behandeling van het beroep is ter zitting van 6 juli 2005 aangehouden.
Ter zitting van de beroepscommissie van 3 augustus 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Overijssel te Zwolle, zijn gehoord klager, bijgestaan door mevrouw mr. A.R. van Dolder, kantoorgenote van zijn raadsman mr. R. Polderman, en namens het
hoofd van voormelde tbs-inrichting mevrouw [...], juridisch medewerker, en [...], psychiater. Van de zijde van de inrichting was als toehoorder aanwezig [...], assistent juridisch medewerker.
Klager heeft de zitting voortijdig verlaten, omdat hij het niet eens was met onderbrekingen door de voorzitter van de beroepscommissie.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het onder dwang toedienen van medicatie op respectievelijk 29 oktober 2004, 12 en 26 november 2004, 10 en 24 december 2004.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is slachtoffer van psychiatrisch geweld. Zijn rechtspositie is veel slechter dan die van een beest. Hij wordt niet behandeld als staatsburger met aangeboren en onvervreemdbare rechten. Tot die rechten behoort het beginsel van rechtsgelijkheid.
Volgens dat beginsel kan hij nooit een medewerker van de inrichting bedreigd hebben, daar klager zelf op 9 juni 2004 zwaar is bedreigd door de psychiater van de inrichting, hetgeen genoegzaam door de inrichting is toegegeven. Als gevolg van die
bedreigingen en de op hem gepleegde geweldsdelicten door medicatietoediening onder dwang bevond/bevindt hij zich in ernstig gevaar en had/heeft hij recht op noodweer. De inrichting had/heeft geen recht op noodweer, omdat alle gevaar dat zogenaamd van
klager uit zou gaan, door henzelf over zichzelf is afgeroepen. De inrichting is de agressor en geweldpleger. De eigenschappen van de medicatie zijn zodanig, dat ze nooit toegelaten hadden mogen worden. De beroepscommissie hallucineert dat het rationeel
en redelijk is dat hij een rechtspositie heeft die slechter is dan die van een hond. Justitie kan klager niet als een beest in eigendom hebben, omdat hij onder haar verantwoordelijkheid met voorbedachten rade zwaar mishandeld wordt. Klager heeft vijf
bewijsmiddelen daartoe, die hij eerder heeft ingediend en ter zitting wil noemen. Hij wil de zitting niet langer bijwonen, daar de voorzitter van de beroepcommissie hem onderbreekt in zijn verhaal, een terrorist is en de beroepscommissie als ongeldig
moet worden aangemerkt.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De kern voor toepassing van dwangmedicatie is de noodzaak voor het afwenden van ernstig gevaar voor klager zelf of voor derden. Ten aanzien van klager is sprake van zeer langdurige toepassing van dwangmedicatie, waaraan dan ook zeer zware eisen gesteld
moeten worden. Uit de stukken blijkt niet meer dan een telkenmale herhaalde standaardmotivering, hetgeen echt onvoldoende is om een zo langdurige toepassing van dwangmedicatie te rechtvaardigen. Er wordt niet verwezen naar omstandigheden of concrete
incidenten. Verder loopt de toediening van de dwangmedicatie niet synchroom met een verbetering van klagers geestestoestand. Klager heeft erkend bepaalde medicatie niet te hebben ingenomen en juist in die periode ging het goed met hem. Na gedwongen
toediening van medicatie ging het weer slechter met hem, en is zelfs de dosering verhoogd. Er is duidelijk sprake van een negatieve spiraal. Dit zit klager heel hoog. Het gaat om een ontzettende inbreuk op zijn lichamelijke integriteit, waar hij
terecht
boos over is. Dat is dan weer een reden om door te gaan met dwangmedicatie. Er moet echt naar alternatieven gezocht worden. Voorlopig moet gestopt worden met het onder dwang toedienen van medicatie, nu onvoldoende concreet is gemotiveerd dat de
aanbevelingen, die de inspecteur voor de gezondheidszorg zeven maanden geleden heeft gedaan, zijn nagekomen. Blijkens het verslag van de beklagcommissie is tijdens de zitting van de beklagcommissie uitgebreid gesproken over alternatieven voor
dwangmedicatie. Het bevreemdt dat ter zitting van de beroepscommissie namens de inrichting wordt verklaard dat is besloten toch maar geen gevolg te geven aan wat ter zitting van de belagcommissie is besloten en te volstaan met het in oktober 2004
gegeven advies tot verlenging van klagers tbs. Daarmee staat het immers al vast dat dwangmedicatie de enige oplossing moet blijven.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Eerder zijn al zijn verscheidene beklag- en beroepszaken van klager over dwangmedicatie behandeld. Verwezen wordt naar het daarin door de inrichting ingenomen standpunt. Op 10 december 2004 is de dosering van de medicatie verhoogd van 37,5 mg naar 50
mg, mede op aanraden van de inspecteur voor de gezondheidszorg, die op eigen initiatief het langdurig onder dwang toedienen van medicatie aan klager heeft onderzocht. Deze inspecteur is vrijwel zeker een psychiater, maar dat zal worden nagevraagd. De
conclusie van diens onderzoek is dat het nog steeds noodzakelijk is om klager onder dwang medicatie toe te dienen. Wel is een second opinion aanbevolen. Als zodanig kan de in oktober 2004 uitgebrachte zesjaarsrapportage dienen, die wordt overgelegd.
Daarin komt de dwangmedicatie expliciet aan de orde. Kort gezegd komen de externe gedragsdeskundigen ook tot het oordeel dat klager chronisch psychotisch is en (dwang)medicatie behoeft. Aan de inspecteur voor de gezondheidszorg is gevraagd of dit
voldoende is, maar daarop is nog geen antwoord ontvangen. Op het moment dat de brief van de inspecteur voor de gezondheidszorg binnenkwam, was de bedoelde zesjaarsrapportage nog niet ontvangen in de inrichting. Bij de beklagcommissie is gesproken over
de zesjaarsrapportage, die toen ook in het bezit van mr. Polderman was. De inrichting gaf aan het antwoord van de inspecteur op de vraag, of wat betreft de aanbevolen second opinion kon worden volstaan met de zesjaarsrapportage, af te willen wachten.
Mr. Polderman gaf aan dat niet nodig te achten.
Klager is chronish psychotisch en behoeft blijvend (dwang)medicatie ter vermindering van het van hem uitgaande gevaar. Recent heeft hij weer een decompensatie gehad en waren er zonder aanleiding concrete toespelingen op het doden van zijn behandelaar.
Hij is toen gesepareerd en kon vanwege het te groot ingeschatte gevaar niet ter zitting van de beroepscommissie van 6 juli 2005 verschijnen. Inmiddels is klager rustiger geworden en is de separatie opgeheven. Klager is van de afdeling Korenmolen I
overgeplaatst naar de meer prikkelarme afdeling Korenmolen II.
Alleen het eindavies van de begeleidingscommissie dwangmedicatie wordt op basis van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden op schrift gesteld. Hoewel de inschatting is dat klager nog lange tijd onder dwang medicatie zal moeten worden
toegediend, blijft het streven er serieus op gericht om toe te werken naar vrijwillige inname van medicatie door klager. Dit maakt nog steeds onderdeel uit van het meeste recente verbeterplan van 16 juni 2004, dat overgelegd wordt. Het gaat alleen
uiterst moeizaam met klager.
Zonder medicatie gaat klager vrij snel en ernstig achteruit. Hij is dan meer expliciet bedreigend en past fysiek geweld toe. Het onder dwang toedienen van medicatie is noodzakelijk voor klager zelf, maar ook voor anderen, met name de behandelend
psychiater en de voorgaande behandelend psychiaters. De inrichting is te allen tijde bereid tot een third opinion over het onder dwang toedienen van medicatie aan klager. Het onder dwang toedienen van het alternatief Leponex is bezwaarlijk, nu dat
vaker
dan een keer per twee weken onder dwang toegediend zal moeten worden en dus tot meer inbreuken op klagers lichamelijke integriteit zal leiden. De huidige medicatie helpt wel degelijk, omdat hij klager minder gevaarlijk maakt. De normale contacten met
de
sociotherapie en de staf gaan goed, zolang het daarin maar niet gaat over medicatie en de behandelend psychiater.

Door [psychiater] is ter zitting van de beroepscommissie nog de volgende toelichting gegeven.
Op grond van klagers diagnose, de chronische aandoening schizofrenie, is geconcludeerd dat er blijvend behandeling met medicatie noodzakelijk is. Klager heeft korte tijd zijn medicatie oraal ingenomen, maar is daarmee gestopt en vrij snel daarna hebben
zich een ernstige contactstoornis en een toenemende paranoïdie voorgedaan. Als behandelend psychiater sprak hij klager toen nog elke twee weken vóór toediening van de medicatie. Er waren echter twee problemen. Ten eerste verliepen de gesprekken op
dezelfde manier zoals vandaag ter zitting. Hij heeft getracht met klager in gesprek te blijven, maar klager weigert met hem te spreken. Het horen van klager is derhalve praktisch onuitvoerbaar, op grond waarvan daarvan wordt afgezien en afgegaan wordt
op observatie van anderen. Klager is uiterst geladen en dat neemt toe tijdens een “gesprek” met de behandelend psychiater. De behandelcoördinator houdt zich bezig met de rest van de behandeling en ligt net zo onder vuur van klager als de behandelend
psychiater. Ten tweede was de inhoud van het verbeterplan, met daarin opgenomen alternatieven, niet met klager te bespreken. Naar aanleiding van de brief van de inspecteur voor de gezondheidszorg zijn alternatieven bekeken. Gedacht kan worden aan orale
inname en aan Leponex, maar orale inname is op dit moment volstrekt onbespreekbaar. Eigenlijk is er geen ander alternatief voor medicatie dan separatie, maar dat is gelet op klagers diagnose geen goed alternatief. Klagers casus is niet uniek, omdat er
meer schizofrene patiënten zijn die onder dwang met medicatie behandeld worden. Het gaat bij klager echter wel om hele langdurige dwangmedicatie en de verwachting is dat het zeker nog lange tijd zal gaan duren. Met een dosering van 50 mg zit de
inrichting aan de grens van wat in Nederland gebruikelijk is. De medicatie slaat zeker aan. Klager is in het algemene leven stabieler, minder dreigend, zolang het maar niet gaat over medicatie en zijn behandelend psychiater. Blijkbaar neemt de
medicatie
daarmee samenhangende erupties niet weg.
Overwogen is om klager onder dwang Clozapine toe te dienen, maar daarvan wordt niet verwacht dat het een doorbraak zal geven tot vrijwillige inname van de noodzakelijke medicatie. Ten aanzien van klager is vaker sprake geweest van orale medicatie,
gevolgd door weigering vrijwillige inname. Om die reden is aan de begeleidingscommissie dwangmedicatie voorgesteld om aan depotmedicatie vast te houden. Een third opinion kan het risico meebrengen dat klager net als in het verleden van de ene
behandeling naar de volgende wordt doorgeschoven om alle mogelijkheden aan te grijpen.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Daarbij is in aanmerking genomen dat ook naar het oordeel van de beroepscommissie aan alle
procedurevoorschriften voor het onder dwang toedienen van medicatie is voldaan en dat de desbetreffende beslissingen niet in strijd met de wet zijn en evenmin als onredelijk of onbillijk kunnen worden aangemerkt, gezien de ten aanzien van klager
gestelde diagnose en het van hem uitgaande gevaar, zoals dat uit de stukken naar voren komt en is toegelicht ter zitting van de beroepscommissie.
Tevens is daarbij in aanmerking genomen dat het streven erop gericht blijft om met klager tot overeenstemming te komen wat betreft de noodzaak van het innemen van medicatie, hoe moeizaam dat ook gaat. Wel dient de argumentatie tot verdere voortzetting
van de langdurige toediening van medicatie onder dwang aan klager breder gemotiveerd te worden, met name in het licht van de aanbevelingen van de inspecteur voor de gezondheidszorg in diens brief van 8 december 2004, waaronder het opvragen van een
second opinion. Ook acht de beroepscommissie het bij verdere voortzetting van dwangmedicatie aanbevelingswaardig om - ook als de inspecteur voor de gezondheidszorg van mening is dat de over klager uitgebrachte zesjaarsrapportage van oktober 2004 als
een
door hem bevolen second opinion aangemerkt kan worden - een third opinion ten aanzien van de specifieke psychofarmacologische indicatie aan te vragen bij een topspecialist inzake schizofrenie.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. H. Heijs en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 14 september 2005

secretaris voorzitter

Naar boven