nummer: 05/1175/GA
betreft: [klager] datum: 20 september 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 12 mei 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.) Zeist,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het als lid van de gedetineerdencommissie (Gedeco) onvoldoende de beschikking hebben over computerfaciliteiten.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft indertijd verzocht om samen met een ander Gedeco-lid met enige regelmaat zijn typevaardigheden te mogen oefenen. Dit verzoek is door het afdelingshoofd afgewezen. Klager is – zo verstaat de beroepscommissie – van mening dat hier sprake is
van een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, waartegen beklag open staat. Voor een goed functioneren van een overlegorgaan als de Gedeco is het van belang dat dat orgaan beschikt over voldoende faciliteiten. Zo acht klager het
vanzelfsprekend dat een aantal leden van de Gedeco de mogelijkheid krijgt om stukken uit te typen. Die mogelijkheid bestond ook in het verleden en klager kan dit aan de hand van oude notulen van de Gedeco-vergadering ook bewijzen. De directeur heeft
die
faciliteiten echter aan klager geweigerd. Voorts heeft klager een aantal gedetineerden geholpen bij juridische kwesties. Daarbij heeft hij toen geen ondersteuning gehad van de leiding van het h.v.b. Klager is van mening dat zulks op grond van de
bepalingen van de Conventie van Rome wel had gemoeten. Klager wenst voorts nog op te komen tegen de beslissingen van de beklagrechter om geen getuigen te horen en om de gevolmachtigde van klager niet toe te laten tot de zitting.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat het klaagschrift dateert van 5 maart 2005. Bij gebrek aan een overgangsbepaling betekent dit dat de inmiddels per 8 maart 2005 vervallen Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers nog op de onderhavige
beklagprocedure
van toepassing is. De beklagrechter heeft niet ingevolge artikel 42 Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers overwogen en bepaald, dat en zo ja op welke grond beroep tegen de beslissing openstond. Weliswaar staat onder de beslissing hoe eventueel
beroep moet worden ingesteld, maar dat mist in deze betekenis. Het vorenstaande leidt tot na te melden beslissing
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 september 2005
secretaris voorzitter