Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1550/GA, 16 september 2005, beroep
Uitspraakdatum:16-09-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Telefoon  v

Uitspraak

nummer: 05/1550/GA

betreft: [klager] datum: 16 september 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Nieuw Vosseveld te Vught,

gericht tegen een uitspraak van 20 juni 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 augustus 2005, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur van het h.v.b. Nieuw Vosseveld te Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de weigering klager toe te staan te bellen met zijn raadsman omdat hij voor afstand had getekend voor de raadkamer van de rechtbank te Breda.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De noodzaak om juist op die dag zijn raadsman te moeten bellen is door klager niet aangetoond. In ieder geval niet vooraf. Eerst tijdens de beklagzitting gaf hij aan dat hij destijds wilde bellen in verband met een DNA-onderzoek, waarover hij op 13 mei
2005 zou worden gehoord. Klager is uiteindelijk niet gelicht op 13 mei 2005. Overigens was bij de inrichting ook niet bekend dat klager die dag zou worden gelicht. Voorts is van belang dat klager om de haverklap vroeg om met zijn raadsman te mogen
bellen. Dat maakte zijn verzoek er tegen de achtergrond van het feit dat hij zijn raadsman ’s morgens nog had kunnen zien en hij de reden van zijn verzoek verder niet toelichtte, niet sterker op. Ten slotte had de raadsman klager ook schriftelijk
kunnen
informeren.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft bij vergissing op het zogenoemde verzoekbriefje ingevuld dat hij ’s morgens zijn raadsman wilde bellen. Dit moest echter ’s middags zijn. Hij was boos dat hij niet mocht bellen en heeft snel een verzoekbriefje ingevuld. Om de p.i.w.-ers te
overtuigen van de noodzaak heeft hij papieren van de DNA-zaak laten zien. Hij heeft ze niet van de inhoud van de papieren kennis laten nemen.
Klager is vrijwel steeds in de gelegenheid om tijdens het zogenaamde PV-moment zelf te bellen. Zeker is dat echter niet. De bewuste dag moest klager zijn raadsman ’s middags bellen, maar toen had klager geen PV-moment. Als hij zijn raadsman
schriftelijk
om de bewuste informatie had verzocht, zou de reactie te laat door hem zijn ontvangen.

3. De beoordeling
Klager heeft op 10 mei 2005 verzocht om op 11 mei 2005 met zijn raadsman te mogen bellen onder meer in verband met de uitslag van een DNA-onderzoek. Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft hij slechts laten zien dat hij in het bezit was van papieren
die
betrekking zouden hebben op een DNA-onderzoek. Klagers verzoek is vervolgens afgewezen, omdat “betrokkene vandaag (10 mei 2005) in de gelegenheid was om zijn advocaat te spreken, maar zelf afgetekend heeft om aanwezig te zijn bij de raadkamer in
Breda.”

De beroepscommissie is, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, van oordeel dat klager de noodzaak om te bellen onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Het enkel tonen van papieren van een DNA-onderzoek aan een p.i.w.-er is in ieder geval
onvoldoende om die noodzaak, waaronder begrepen de spoedeisendheid, aan te tonen. Hoewel de motivering van de afwijzende beslissing, zoals vermeld op het verzoekbriefje van klager, niet expliciet aansluit bij de maatstaf, waarvan dient te worden
uitgegaan – bestaat er een noodzaak om te bellen of niet – is de gegeven motivering kennelijk, zoals ter zitting door de directeur nader is toegelicht, bedoeld om de afwezigheid van de noodzaak mede te onderbouwen en van voldoende gewicht om de
bestreden beslissing te kunnen dragen.
Het beroep van de directeur zal dan ook gegrond worden verklaard en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 16 september 2005

secretaris voorzitter

Naar boven