Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2009/GV, 14 september 2005, beroep
Uitspraakdatum:14-09-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2009/GV

betreft: [klager] datum: 14 september 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 augustus 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Het klopt dat klager in 2001 niet is teruggekeerd van een aan hem verleende schorsing. Hij besloot, nadat hij tijdens een schorsing van zijn preventieve hechtenis werd geconfronteerd met het feit dat in
zijn huis was ingebroken en dat het daarin een grote ravage was, van het ene op het andere moment om naar zijn in Thailand wonende vriendin te gaan om daar een serieuze poging te doen van zijn jarenlange alcohol- en drugsverslaving af te komen. Daar is
hij inmiddels in geslaagd. Bovendien heeft hij inmiddels een kind bij zijn vriendin en is hij van plan met haar te trouwen. Zodra hij zijn straf heeft ondergaan, wil hij, voorzien van de benodigde papieren, naar Thailand om daar te gaan trouwen.
Vluchten naar Thailand kan hij niet, omdat zijn paspoort in de inrichting ligt.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft zich in 2001 onttrokken aan zijn detentie. Hij zet thans uiteen waarom. Het openbaar ministerie acht ook thans vluchtgevaar aanwezig. De inrichting heeft eveneens twijfels of klager wel terug zal keren van verlof. In dit verband wordt
aangegeven dat klager reeds in het bezit is van een ticket naar Thailand. Klager is niet naar Nederland teruggekeerd, omdat hij hier nog een straf diende te ondergaan, maar omdat hij Thailand werd uitgezet. Bij aankomst op Schiphol werd hij vervolgens
aangehouden en ingesloten. De Minister heeft onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van een nu te verlenen verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Veenhuizen heeft de verlofaanvraag naar de Minister doorgestuurd zonder daarbij een inhoudelijk advies te geven. Wel worden enige bedenkingen geuit, omdat een reële kans bestaat dat klager zich aan zijn detentie zal
onttrekken. Hij heeft namelijk al een ticket voor Thailand.
Het openbaar ministerie is van oordeel dat er een reële kans bestaat dat klager zijn verlof zal benutten om zich aan de verdere tenuitvoerlegging van zijn straf te onttrekken en adviseert het gevraagde verlof dan ook niet te verlenen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van achttien maanden met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet en diefstal. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van twee weken te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks
15 december 2005.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal drie verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager op 23 maart 2001, na schorsing van zijn preventieve hechtenis, niet naar de inrichting is teruggekeerd, maar naar Thailand is gevlucht. Begin 2005 is hij Thailand uitgezet en bij zijn aankomst op Schiphol
aangehouden en ingesloten voor het ondergaan van bovengenoemde straffen.
De beroepscommissie is van oordeel dat het vorenstaande een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en een afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan,
bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting van 24 december 1988, nr. 733726/98/DJI, evenmin als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt. Klagers beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 14 september 2005

secretaris voorzitter

Naar boven