nummer: 04/1905/TBT-I (tegemoetkoming)
betreft: [klager] datum: 9 september 2005
UITSPRAAK
van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt).
[...], verder klager te noemen, heeft beroep ingesteld tegen een op 12 augustus 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie, hierna de Minister, tot plaatsing van klager in het Kempehuis te Nijmegen.
Bij uitspraak van 11 februari 2005 (04/1905/TB) heeft de beroepscommissie het beroep materieel gegrond verklaard en de beslissing over een eventuele tegemoetkoming aangehouden in afwachting van informatie van klager over eventueel opgelopen
achterstand
in de behandeling.
Klager heeft bij brief van 28 juni 2005 verzocht om toekenning van een tegemoetkoming. Hij is op 21 maart 2005 vanuit het Kempehuis overgeplaatst naar de Dr. S van Mesdagkliniek te Groningen (hierna: de Van Mesdagkliniek), maar op de afdeling voor
langdurige forensisch psychiatrische zorg, volgens hem een verkapte longstay afdeling, geplaatst waardoor tot op heden nog niets terecht is gekomen van een resocialisatie. De Van Mesdagkliniek wil hem voor een observatieperiode laten opnemen in de Dr.
Henri van der Hoevenkliniek, waaraan hij zal meewerken omdat er anders helemaal niets gebeurt. Klager hoopt dat met de toekenning van een tegemoetkoming een teken wordt gegeven dat zijn resocialisatie gestart moet worden. Hij zou een eventele
tegemoetkoming graag op zijn persoonlijke bankrekening willen ontvangen.
Bij brief van 30 augustus 2005 heeft klagers raadsman aangevoerd dat een ruimhartige tegemoetkoming op zijn plaats is, te rekenen vanaf 26 apil 2004, nu de Minister ondanks de PBC-rapportage van 2 maart 2004 en de beslissing van het Hof Arnhem van 26
april 2004 een longstaytraject heeft ingezet, en deze plaatsing heeft geprobeerd door te drukken terwijl de beroepscommissie nog niet op het beroep tegen de longstayplaatsing had beslist.
Klager heeft bij brief van 1 september 2005, die op 7 september 2005 is ontvangen, nog verklaard dat een tegemoetkoming vanaf een eerder tijdstip dient te worden toegekend, namelijk vanaf het moment dat hij de longstaystatus heeft gekregen (augustus of
september 2003). Vanaf dat moment heeft hij immers geen behandeling meer gekregen. Vervolgens heeft de Minister zich niets aangetrokken van het ingediende beroep en de daarna uitgebrachte PBC-rapportage. Volkomen onverwachts is hij op een
longstayafdeling geplaatst. De soms totale stress en wanhoop maakte de periode in de longstay enorm zwaar voor hem. Het is voor klager niet zichtbaar of er nog aan resocialisatie wordt gedacht. Momenteel is geen sprake van het uitvoeren van een
behandelplan, omdat de kliniek niet verantwoordelijk wil zijn voor resocialisatie of hem wil terugplaatsen in de longstay. Klager verneemt niets meer over gedane toezeggingen over een eventuele overplaatsing naar de Van der Hoevenkliniek te Utrecht of
De Kijvelanden te Poortugaal. Mocht in de toekomst nog sprake zijn van resocialisatie dan zal dat plaatsvinden vanuit een andere kliniek. Door de longstaystatus heeft klager niet alleen een aantal jaren behandelachterstand opgelopen, maar komt er tot
op
heden nog steeds meer behandelachterstand bij.
De Minister is in de gelegenheid gesteld zijn visie op de vast te stellen tegemoetkoming te geven. Bij brief van 23 augustus 2005, die op 25 augustus 2005 is ontvangen, heeft de Minister het volgende aangegeven.
De Minister heeft alles in het werk gesteld om uitvoering te geven aan de beslissing van de beroepscommissie. Klager is op 9 maart 2005 gehoord over de voorgenomen plaatsing in de Van Mesdagkliniek. Op 14 maart 2005 heeft de Minister beslist klager in
die kliniek te plaatsen. De plaatsing is op 21 maart 2005 gerealiseerd. Binnen drie maanden daarna, op 3 juni 2005, is een verplegings- en behandelingsplan voor klager opgesteld. Één van de onderwerpen daarvan is een eventueel resocialisatietraject of
de prognose daarvan. Resocialiatiemogelijkheden worden, de adviezen van het PBC van 2 maart 2004 indachtig, momenteel onderzocht. Gelet op de wisselende inhoud van de verschillende deskundigenadviezen, onthoudt de Minister zich van een standpunt
inzake
een eventuele behandelachterstand, zo deze al te meten zou zijn.
Beoordeling
Vast staat dat klager zich op 28 augustus 2002 tijdens onbegeleid verlof heeft onttrokken aan de behandeling in de Van Mesdagkliniek, dat hij op 5 december 2002 is aangehouden en wegens ongeoorloofde afwezigheid als passant is ingesloten in een huis
van
bewaring te Groningen, dat de Van Mesdagkliniek klager op 20 december 2002 heeft aangemeld voor plaatsing op een longstay afdeling en dat klager op 13 augustus 2004 is geplaatst in het Kempehuis te Nijmegen.
Naar aanleiding van de uitspraak van de beroepscommissie van 11 februari 2005 heeft de Minister op 14 maart 2005 beslist klager te plaatsen in de Van Mesdagkliniek, waarna hij op 21 maart 2005 in die kliniek is opgenomen. Tegen die beslissing heeft
klager geen beroep ingesteld.
Het Pieter Baan Centrum (PBC) heeft in pro justitia rapportage van 2 maart 2004, zoals toegelicht bij schrijven van 27 december 2004, aangegeven dat klagers persoonlijkheids-problematiek nog steeds aanwezig is, dat er geen delictgevaar op korte termijn
is, maar wel recidivegevaar op (middel)lange termijn is, alsmede dat er nog wel resocialisatie-mogelijkheden zijn, maar in andere zin dan waarop de resocialisatiepoging heeft plaatsgevonden in de Van Mesdagkliniek. Geadviseerd is klagers tbs met twee
jaar te verlengen ten behoeve van voortzetting van de resocialisatie van klager vanuit een FPK of FPA in de regio Amsterdam, waarbij gedacht kan worden aan de FPK De Meren of de FPA Roosenburg dan wel de FPA De Dijk. Indien deze inrichtingen klager
niet
kunnen of willen opnemen, zal alleen nog een longstayplaatsing mogelijk zijn. Resocialisatie vanuit een tbs-kliniek wordt door het PBC zinloos geacht vanwege klagers strijd met de tbs-klinieken.
De beroepscommissie heeft in haar uitspraak van 11 februari 2005 overwogen dat waar het PBC nog resocialisatiemogelijkheden ziet, de Minister uit zorgvuldigheid op grond van de in artikel 11 Bvt genoemde, met elkaar samenhangende belangen, eerst
daadwerkelijk met genoemde klinieken de (on)mogelijkheid van plaatsing en voorgestane behandeling dient te bezien en niet op voorhand van de onmogelijkheid daarvan uit te gaan en over te gaan tot een zo ingrijpende beslissing als het plaatsen op een
longstay afdeling.
Uit de verklaring van de Minister van 23 augustus 2005 komt naar voren dat tijdens het verblijf van klager in de Van Mesdagkliniek eventuele resocialisatiemogelijkheden worden bezien.
Nu in overeenstemming met de uitspraak van de beroepscommissie van 11 februari 2005 vanuit de Van Mesdagkliniek eventuele resocialisatiemogelijkheden voor klager onderzocht worden, kan niet thans reeds worden vastgesteld of sprake is van
behandelachterstand wegens het uitblijven van op resocialisatie gerichte behandeling. Of een dergelijke behandeling mogelijk is, is immers nog in onderzoek.
De beroepscommissie kan derhalve thans nog niet bepalen of klager vanwege opgelopen behandelachterstand een tegemoetkoming toekomt. Zij zal om die reden de beslissing inzake het al dan niet toekennen van een tegemoetkoming aan klager verder aanhouden.
Beslissing
De beroepscommissie houdt de beslissing over een eventuele tegemoetkoming tot nader orde aan.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, drs. B. van Dekken en prof. mr. C. Kelk, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 9 september 2005
secretaris voorzitter