Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0789/GM, 22 juli 2005, beroep
Uitspraakdatum:22-07-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/789/GM

betreft: [klager] datum: 22 juli 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de Gevangenis Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 30 maart 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juni 2005, gehouden in de penitenitiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord klager met behulp van een tolk in de Iraanse taal, bijgestaan door zijn raadsman mr. W. Hendrickx. Deinrichtingsarts verbonden aan de Gevangenis Lelystad heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 21 januari 2005, betreft het niet meer genezen van een gebroken pols door nalatigheid van de inrichtingsarts.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Op 23 november 2004 heeft hij tijdens een partijtje voetbal zijn pols gebroken. Die dag is een foto gemaakt waarop de breuk niet was te zien. Hierna is weinig tot geen aandacht aanklager geschonken, ondanks de hevige pijn. Op 17 december 2004 wordt klager doorverwezen naar een fysiotherapeut, die meteen vermoedt dat de pols gebroken is. Begin januari 2005 worden er opnieuw foto’s gemaakt en de pols blijktgebroken te zijn. Doordat de arts op 23 november 2004 de fractuur niet heeft geconstateerd is klagers recht op een adequate medische verzorging in vergaande mate geschonden. De medische dienst had aan klager meer pijnstillers moetenverstrekken en hem meer aandacht moeten geven. Hem moet daarom een tegemoetkoming worden toegekend alsook een vergoeding voor de schade. Ter zitting wordt een verklaring van 14 juni 2005 van de huisarts van klager overgelegd. Klagerheeft nog steeds veel pijn en is doorverwezen naar de fysiotherapeut. De fysiotherapeut kon de pols alleen maar intapen. Wellicht dient hij een operatie te ondergaan om te herstellen.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt in beroep niet toegelicht. Tegenover de medisch adviseur heeft de inrichtingsarts op de klacht gereageerd door toezending van het medisch dossier.

3. De beoordeling
Blijkens het medisch dossier van klager is op 23 november 2004 na een val een
röntgenfoto van de rechterpols van klager gemaakt. De radioloog heeft geen fractuur
geconstateerd. Aan klager zijn pijnstillers voorgeschreven. In de weken hierna heeft klager
regelmatig contact gehad met de medische dienst en is hij op 14 december 2004 door de
inrichtingsarts gezien. In verband met de klachten is klager doorverwezen naar de
fysiotherapeut. Op 21 december 2004 is klagers pols door de fysiotherapeut ingetaped.
Vanwege de aanhoudende klachten wordt op 27 december 2004 besloten tot een nieuwe
röntgenfoto. De röntgenfoto wordt op 10 januari 2005 gemaakt. De radioloog constateert
nu een fractuur in vrijwel anatomische stand.

De beroepscommissie is van oordeel dat de inrichtingsarts steeds adequaat op de klachten
van klager heeft gereageerd. De inrichtingsarts kon voor zijn behandeling afgaan op het
eerste oordeel van de radioloog dat er geen sprake was van een fractuur. De periode tussen
de val op 23 november 2004 en het besluit op 27 december 2004 om van klagers pols een
nieuwe röntgenfoto te maken, is verder niet onbenut gebleven. Klager is in die periode
door de inrichtingsarts gezien en doorverwezen naar de fysiotherapeut. Bovendien zijn aan
hem pijnstillers verstrekt. Toen de klachten bleven aanhouden heeft de inrichtingsarts
binnen redelijke termijn besloten nogmaals een röntgenfoto van de pols te laten maken.
Het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, concludeert de
beroepscommissie dan ook dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden
aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.
Voorzover de klacht zich tevens richt tegen het oordeel van de radioloog van het ziekenhuis die op 23 november 2004 geen fractuur heeft geconstateerd, kan klager daarin niet worden ontvangen, aangezien het hier geen handelen van deinrichtingsarts betreft.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en prof.dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 22 juli 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven