Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1529/GV, 29 juli 2005, beroep
Uitspraakdatum:29-07-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1529/GV

betreft: [klager] datum: 29 juli 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 juni 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager heeft om strafonderbreking verzocht om aanwezig te kunnen zijn bij degeboorte van zijn tweede kind. Klager en zijn echtgenote hebben een kinderwens. Eerder was door de gynaecoloog aangegeven dat een tweede zwangerschap voor klagers echtgenote niet mogelijk was door een medische oorzaak. In 2002 isklagers echtgenote daarom begonnen met een IVF-procedure. Nadien is klager gedetineerd geraakt. In de gevangenis waar klager verblijft bestond de mogelijkheid van relatie bevorderend bezoek. Tijdens een van dergelijke bezoeken isklagers echtgenote zwanger geraakt. De baby wordt in september 2005 verwacht. Klager heeft daarom in mei 2005 verzocht om een strafonderbreking om bij de bevalling aanwezig te kunnen zijn. Tijdens een eerste (telefonisch) contactdeelde de selectiefunctionaris klager mede dat er geen problemen zouden zijn ten aanzien van de door aangevraagde strafonderbreking. Klager is daarom hevig teleurgesteld dat zijn verzoek is afgewezen. Blijkens het bijgevoegdeschrijven is de gynaecoloog van mening dat klagers aanwezigheid bij de bevalling gewenst is. De inrichting heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek en de politie en het openbaar ministerie zouden geen bezwaar hebben.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft met klager een gesprek gehad over diens verzoek tot strafonderbreking. Daarbij is aangegeven dat strafonderbreking in beginsel mogelijk is maar dat bij de beoordeling van het verzoek een aantal factoreneen rol speelt. De selectiefunctionaris is bevoegd om die beslissing te nemen op grond van het bepaalde in artikel 32, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI)(hierna de Regeling). Klager valt in de categorie l van voormeld artikel 32, tweede lid. Naar aanleiding van klagers strafrestant is besloten geen strafonderbreking toe te staan. Klager is daarbij gewezen op de mogelijkheid vanbegeleid incidenteel verlof voor het afleggen van een kraambezoek bij zijn partner.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van locatie De Geerhorst heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te ’s-Hertogenbosch heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van een strafonderbreking aan klager.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek, wegens doodslag. Aansluitend dient hij twee gevangenisstraffen van respectievelijk drie weken en één maand te ondergaan terzake van (kortweg) gekwalificeerde diefstal enopenlijke geweldpleging. De vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 15 maart 2009. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van zes dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking voor het bijwonen van de geboorte van hun tweede kind door zijn partner.

Op grond van het bepaalde in artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor het bijwonen van de bevalling van de levenspartner van de gedetineerde.
De beroepscommissie stelt vast dat klager voldoet aan de vereisten voor het verlenen van een strafonderbreking. Niet is bestreden dat zijn levenspartner omstreeks september 2005 zal bevallen en dat klagers aanwezigheid daarbij –mede gelet op hetgeen de behandelend gynaecoloog heeft gemeld in zijn brieven van respectievelijk 14 februari 2005 en 11 juli 2005 – nadrukkelijk gewenst is. De inrichting waar klager verblijft heeft positief geadviseerd ten aanzienvan het verzoek en het openbaar ministerie heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een eventuele strafonderbreking.
Namens de Minister is aangevoerd dat het strafrestant van klager nog zodanig is dat dit in de weg staat aan het verlenen van een strafonderbreking en dat klager ten tijde van de bevalling om incidenteel (begeleid) verlof kanverzoeken voor het afleggen van een kraambezoek.
De Minister gaat daarbij evenwel voorbij aan de omstandigheid dat door de geneeskundige uitdrukkelijk is aangegeven dat klagers aanwezigheid bij de bevalling zelf gewenst is. Dat is iets anders dan het nadien (al dan niet onderbegeleiding) afleggen van een kraambezoek.
Het vorenstaande in onderling verband en samenhang beziend, moet worden geconcludeerd dat de bestreden beslissing van de Minister als onredelijk moet worden aangemerkt. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard, de bestredenbeslissing zal worden vernietigd en aan de Minister zal worden opdragen om binnen een door de beroepscommissie te stellen termijn een nieuwe beslissing te nemen op het verzoek om strafonderbreking.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van drie weken (na ontvangst).

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 29 juli 2005

secretaris voorzitter

Naar boven