Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0572/GA, 28 juli 2005, beroep
Uitspraakdatum:28-07-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/572/GA

betreft: [klager] datum: 28 juli 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 februari 2005 van de beklagcommissie bij de locatie Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. J. Serrarens om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het niet tijdig verstrekken van medicijnen;
b. de beslissing dat klager geen boodschappenlijst mag inleveren gedurende een periode van twee weken;
c. het op zondag niet mogen ruilen van was;
d. de weigering van de directeur om klager op transport te stellen.

De beklagcommissie heeft het beklag vermeld onder a., c. en d. ongegrond verklaard en klager voor wat betreft het beklag vermeld onder b. niet-ontvankelijk verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager kan, omdat hij geen vertrouwen heeft in het integer behandelen van klachten door de beroepscommissie, zich vinden in een snelle schriftelijke behandeling van het beroep, opdat een en ander vervolgens op internationaal niveauaandacht kan krijgen.

Klagers raadsvrouw heeft verzocht om uitstel van de behandeling van de zaak om nader schriftelijk te reageren. In haar reactie van 17 juni 2005 heeft zij het beroep als volgt toegelicht.
Met betrekking tot onderdeel b.:
Klager heeft gedurende een periode van twee weken geen aankopen kunnen doen via de winkel. De beheerder van de winkel voelde zich gekrenkt door een opmerking van klager. Volgens de directeur zou de winkelierster alle toekomstigebestellingen van klager willen weigeren. De directeur heeft de betreffende periode bij wijze van sanctie vastgesteld op twee weken. Klager had ontvankelijk verklaard dienen te worden in zijn beklag. Op grond van artikel 44, vijfdelid, Pbw had hij in de gelegenheid dienen te worden gesteld om aankopen te doen. In de huisregels staat vermeld dat éénmaal per week aankopen gedaan kunnen worden via de inrichtingswinkel. De beslissing van de directeur is in strijdmet artikel 44, vijfde lid, Pbw. Het moge zo zijn dat de directeur geen verantwoordelijkheid draagt voor de prijzen en de kwaliteit van goederen in de winkel, maar de directeur is wel verantwoordelijk voor de mogelijkheid omaankopen te doen via de winkel. De Pbw voorziet er niet in om bij wijze van disciplinaire straf of maatregel te bepalen dat een gedetineerde geen aankopen via de winkel mag doen. Artikel 51 Pbw bevat een limitatieve opsomming vanmogelijke disciplinaire sancties.
Uit het verweerschrift blijkt duidelijk dat de directeur klager heeft willen straffen. Hij stelt immers dat hij klager de betreffende ‘sanctie’ heeft opgelegd. Klager is geschaad door de beslissing van de directeur om hem gedurendetwee weken geen boodschappen te laten doen. Hij heeft daardoor niet kunnen beschikken over telefoonkaarten, postzegels en dergelijke, hetgeen impliceert dat klagers contacten met de buitenwereld in de bewuste periode zijn belemmerd.De directeur heeft kennelijk miskend dat de winkel een monopoliepositie heeft voor wat betreft de verkoop van postzegels en telefoonkaarten en dat klager in zijn in de Pbw gegarandeerde rechten om te corresponderen en te telefonerenmet relaties wordt getroffen door de bestreden beslissing.
De overige zaken geven geen aanleiding tot een nadere toelichting.

De unit-directeur heeft in beroep gepersisteerd bij het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Voorts is aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk is in het beroep omdat het beroep niet zou voldoen aan de vereisten vanartikel 69, eerste lid, Pbw.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat - nu klagers tijdig ingediende beroep in het aanvullende schrijven van zijn raadsvrouw van 17 juni 2005 nader met redenen is
omkleed - het beroep voldoet aan de eisen als gesteld in artikel 69, eerste lid, Pbw. De beroepscommissie zal klager ontvangen in zijn beroep.

Voor wat betreft onderdeel a. c. en d. komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ten aanzien van die onderdelen van hetbeklag ongegrond worden verklaard.

Voor wat betreft onderdeel b. is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing een door de directeur jegens klager genomen beslissing betreft en klager derhalve ontvangen kan worden in dit onderdeel van zijn beklag.

Klager heeft op de bestellijst van de winkel geschreven: “God zal je straffen voor je hoge prijzen”. De opmerking was gericht aan de beheerder van de winkel, die zich daardoor gekrenkt voelde. De directeur heeft vervolgens beslistom klager als sanctie voor zijn ongepaste gedrag gedurende twee weken niet toe te staan om bestellingen te doen bij de winkel. De niet wettelijke term sanctie dient in deze blijkens het navolgende te worden verstaan als eenordemaatregel.

De ordemaatregelen zijn niet limitatief opgesomd in de Pbw. Uit de Memorie van toelichting Pbw § 12 volgt dat het in het belang van de orde noodzakelijk kan zijn om aanwijzingen aan gedetineerden te geven die minder ingrijpend vanaard zijn dan de in Pbw expliciet vermelde ordemaatregelen en dat deze daarom ook niet voorzien behoeven te zijn van extra wettelijke waarborgen. Artikel 5 Pbw biedt daarvoor een wettelijke basis. Op grond van het derde lid van hetartikel kan de directeur aan de gedetineerde bevelen geven die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting of de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.

Gelet op het hiervoor vermelde is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur niet in strijd is met een in de inrichting geldend voorschrift en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, ook nietals onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beklag derhalve ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
Met betrekking tot de onderdelen a., c. en d.
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Met betrekking tot onderdeel b.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 juli 2005

secretaris voorzitter

Naar boven