Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1123/GM, 22 juli 2005, beroep
Uitspraakdatum:22-07-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1123/GM

betreft: [klager] datum: 22 juli 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het HVB/ISD De Grittenborgh te Hoogeveen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 4 mei 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 16 juni 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.De inrichtingsarts verbonden aan het HVB/ISD De Grittenborgh heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van
2 februari 2005, betreft het afbouwen van valium.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klager heeft na binnenkomst in de inrichting met de inrichtingsarts gesproken over de medicatie die hij tot dan van zijn psychiater en via zijn huisarts voorgeschreven kreeg. Deinrichtingsarts informeerde klager over het beleid van de inrichting dat uitgaat van het afbouwen van valium. Op 2 februari 2005 ontving klager een afbouwschema. Klager is van mening dat de inrichtingsarts niet moet tornen aan dedoor de psychiater voorgeschreven medicatie.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Voor zijn detentie in de locatie De Grittenborgh op 11 januari 2005 kreeg klager naar eigen zeggen als medicatie Depakine chrono (3 maal daags 500 mg) en Diazepam (3 maaldaags 10 mg) voorgeschreven. In de inrichting is het beleid benzodiazepinen af te bouwen. Dit beleid is landelijk door de medisch adviseur geëntameerd en wordt in de inrichting door het PMO gedragen. Het afbouwen van benzodiazepinenblijft achterwege bij gedetineerden van wie verwacht wordt dat zij kort in detentie zullen blijven en in de gevallen waarin benzodiazepinen slechts voor korte duur door een psychiater zijn voorgescheven. Indien zich tijdens deafbouw problemen voordoen is het gedetineerden mogelijk met de inrichtingsarts, een psycholoog of zo nodig een psychiater te spreken.
Pas na ontvangst van informatie van de huisarts van klager en een specialist van het ziekenhuis is besloten tot het afbouwen van Diazepam. Met klager is hierover gesproken. De door klager genoemde psychiater is verzocht ominformatie, maar hier is niet op gereageerd. Klager is verwezen naar een neuroloog. Nadat bericht was ontvangen van de neuroloog dat bij klager sprake was van een normaal EEG werd besloten tot een langzame afbouw van de Depakine,maar later na een insult en op advies van de neuroloog is deze weer hervat. De neuroloog vond het gebruik van Diazepam niet geïndiceerd.

3. De beoordeling
De handreiking benzodiazepinen van 2 mei 2002 van de medisch adviseur aan de inrichtingsartsen van de penitentiaire inrichtingen gaat uit van een afbouw van benzodiazepinen indien voor het gebruik geen medische indicatie aanwezigis. Uit de stukken is de beroepscommissie gebleken dat in de inrichting een beleid wordt gehanteerd dat eveneens uitgaat van afbouw van benzodiazepinen.
De beslissing tot het afbouwen van Diazepam is genomen na het verkrijgen van inlichtingen van de huisarts van klager. Omdat van de psychiater van klager geen informatie is ontvangen is klager verwezen naar een neuroloog, die hetvoortzetten van diazepam niet geïndiceerd vond.
De beroepscommissie is van oordeel dat voormeld handelen van de inrichtingsarts zorgvuldig is geweest en derhalve niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrondworden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en prof.dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 22 juli 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven