Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0717/GB, 14 juli 2005, beroep
Uitspraakdatum:14-07-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/717/GB

betreft: [klager] datum: 14 juli 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 maart 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is op 20 mei 2005 door een lid van de Raad gehoord.
Klagers raadsman, mr. A.S. van der Biezen, heeft het secretariaat bericht niet bij het horen aanwezig te kunnen zijn. Hem is de gelegenheid geboden binnen twee weken na verzending van het verslag zijn eventuele opmerkingen ofaanvulling aan het secretariaat te zenden. Ook na desgevraagd herhaalde toezending van het verslag is een reactie uitgebleven.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot overplaatsing van klager als preventief gehechte naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de extra beveiligde inrichtingen (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 7 mei 2004 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. Almere-Binnen. Op 31 maart 2005 is klager overgeplaatst naar de EBI.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Hij verblijft sinds 25 maart 2005 in de EBI. Hij is op onjuiste gronden naar de EBI overgeplaatst. Voorheen is hij, tegen zijn zin, met een andere gedetineerde op een cel geplaatst. Hij wordt verantwoordelijk gesteld voorgedragingen van zijn celgenoot. Klager heeft het idee dat dit gebeurt omdat hem een lange gevangenisstraf is opgelegd. De celgenoot heeft, anders dan uit de stukken naar voren komt, na veroordeling in hoger beroep een straf van vijfin plaats van drie jaar te ondergaan, twee jaar extra dus. Alles wat in de cel is aangetroffen en wat klager wordt aangerekend, behoorde de andere gedetineerde toe. Door diens toedoen is het ruitje in de cel stuk gegaan. Klagermoest zeggen dat dit was veroorzaakt door de gedetineerde die vóór hen op deze cel had gezeten. De bedlakens waarover wordt gesproken waren niet van klager. Wel had hij twee kussens en twee reservelakens, maar die had hij van debewaarders gekregen. Het karton op de cel was afkomstig van de werkzaal. Daar mag klager die reiniger is, niet heen. Hoe kan hem dan verweten worden het op de cel gebracht te hebben? De vrijdag vóór 12 februari 2005 was de celgenootniet naar de arbeid gegaan. Toen klager terugkwam in de cel was het ruitje stuk. Zijn celgenoot zei later: ik blijf hier niet langer, ik heb alles geregeld. Klager moest zich van zijn celgenoot op zaterdag ziekmelden. Toen hij opzondag na het bezoek terugkwam op de cel zei de celgenoot: vandaag gaat het gebeuren. Als het personeel alles goed uit zou zoeken, zou duidelijk worden dat alles door de celgenoot in gang is gezet.

3.2. In het selectievoorstel van de directeur van het h.v.b. Haarlem is aangegeven dat klager een ontvluchtingpoging heeft ondernomen door middel van het breken cq verwijderen en afplakken van zijn celruitjes, het zagen van detralies en het, tegen de regels in, extra op zijn cel hebben van zeven bedlakens, vijf witte handdoeken en drie kussenslopen. In de nacht van 14 februari 2005 zijn er twee verdachte auto’s gesignaleerd in de nabijheid van het h.v.b.Haarlem, waar klager destijds verbleef. De bestuurder van een van de wagens wist een controle te ontkomen door hard weg te rijden. In de andere wagen bleek iemand te zitten die eerder bij klager op bezoek was geweest en werd hetpaspoort van klager alsmede een plattegrond van de omgeving van het h.v.b. Haarlem aangetroffen. Zowel klager als voormelde persoon hebben vuurwapenantecedenten.

3.3. De selectiefunctionaris die klager op 18 maart 2005 in een isolatiecel van het h.v.b. Almere-Binnen heeft gesproken in het kader van het voorstel tot overplaatsing naar de EBI heeft het volgende bericht.
Klager ontkent alles wat hem ten laste wordt gelegd. Hij verbleef op een cel met een medegedetineerde die bezig was met terroristische activiteiten, meerdere malen een moord zou hebben gepleegd en voortvluchtig was uit Turkije. Dezeman was bezig met een ontvluchting. Klager was op de hoogte van het defect aan het raam en de tralies, maar uit angst voor represailles heeft hij hiervan geen melding gedaan bij het personeel. Onder druk van zijn celgenoot heeftklager ook zijn auto, met daarin zijn paspoort, naar het h.v.b. Haarlem laten rijden.

3.4. De selectiefunctionaris heeft -samengevat- bericht dat op 13 februari 2005 sprake was van informatie waaruit bleek dat in de nacht van 13 op 14 februari 2005 of in de nacht van 14 op 15 februari 2005 een gewelddadigeontvluchting zou plaatsvinden. In het verlengde van dit gegeven en gelet op de actualiteit en de concreetheid van de informatie werden de nodige maatregelen genomen ter voorkoming hiervan. Op maandag 14 februari 2005 werden tweeverdachte auto’s gesignaleerd in de omgeving van het h.v.b. Haarlem. De bestuurder van de ene wagen wist aan een controle te voorkomen door hard weg te rijden, in de andere wagen, bestuurd door een persoon die eerder bij klager opbezoek was geweest, werd klagers paspoort aangetroffen, een kaart van de omgeving van het h.v.b. Haarlem en een busje met traangas. Bij celinspectie op 14 februari 2005 werden zeven bedlakens, vijf witte handdoeken en driekussenslopen te veel aangetroffen. Tevens werd geconstateerd dat van de onderste rij ramen in klagers cel de meest linker ruitjes verwijderd waren en dat in de raamstijl tussen deze ruitjes op twee plaatsen zaagsneden zaten. Ook inde tralie achter de ramen werd een zaagsnede aangetroffen. Klager heeft aangegeven dat zijn celgenoot hieraan debet was. Dit wekt bevreemding, daar deze celgenoot een kort strafrestant heeft terwijl klager in eerste aanleg wegenszeer ernstige delictplegingen is veroordeeld tot 18 jaar.

4. De beoordeling
4.1. De EBI Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen en heeft een regime van beperkte gemeenschap en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, kunnen in de extra beveiligde inrichtinggedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. De beroepscommissie stelt vast dat bij het meldpunt GRIP op 13 februari 2005 informatie van de NRI-GRIP officier van justitie (ovj) is binnengekomen inhoudende dat met betrekking tot klager sprake is van dreiging van een(gewelddadige) ontvluchting. Over de herkomst van de informatie kon om zwaarwegende redenen geen verdere mededeling worden gedaan. De informatie is door de landelijk ovj getoetst. Een oordeel over de betrouwbaarheid kon daarbij nietworden gegeven. Echter gelet op de actualiteit en concreetheid van de informatie leek het de ovj dienstig dat maatregelen getroffen zouden worden ter waarborging van een ononderbroken en veilige voortzetting van de detentie vanklager. In een uitgebreid aanvullend rapport van het GRIP van 18 februari 2005 zijn de concrete omstandigheden, zoals door de selectiefunctionaris aangevoerd en onder 3.4 weergegeven, geduid.
De selectiefunctionaris had naar het oordeel van de beroepscommissie ten tijde van het nemen van de onderhavige beslissing geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de van het GRIP afkomstige informatie, die gedetailleerdwas en aansloot bij feitelijke omstandigheden. Die beslissing is derhalve, alle aangevoerde omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komendebelangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het terzake door klager gevoerde verweer, noch zijn schrijven ingekomen op 29 juni 2005, doet hier aan af.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 14 juli 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven