Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1427/GV, 15 juli 2005, beroep
Uitspraakdatum:15-07-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1427/GV

betreft: [klager] datum: 15 juli 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 juni 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De minister heeft klagers verzoek, dat door de beroepscommissie wordt verstaan als een verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof, afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. De reden voor het aangevraagde verlof is de buluitreiking aan klagers dochter.Dit betreft een éénmalige gebeurtenis, waarbij het voor klager maar vooral ook voor zijn dochter zeer van belang is dat klager aanwezig kan zijn. Klagers dochter zou graag zien dat haar beide ouders bij die buluitreiking aanwezigzijn. Klager heeft zich tijdens zijn detentie steeds goed gedragen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft om incidenteel verlof verzocht in verband met de buluitreiking aan zijn dochter. Incidenteel verlof wordt enkel verleend indien er sprake is van een noodzakelijk geachte aanwezigheid van de betrokken gedetineerde. Denoodzakelijkheid van klagers aanwezigheid wordt niet aanwezig geacht. De uitreiking van de bul zal immers ook plaatsvinden indien klager niet bij die uitreiking aanwezig is. Verder wordt in de Regeling tijdelijk verlaten van deinrichting niet voorzien in gevallen als het onderhavige. Klager is veroordeeld terzake van (ondermeer) een geweldsdelict en de datum van zijn invrijheidstelling is 1 april 2008. Nu klagers aanwezigheid niet noodzakelijk is enklagers invrijheidstelling nog ver in de toekomst ligt, wordt geen aanleiding gezien voor de toekenning van incidenteel verlof. Indien de beroepscommissie het beroep gegrond zou verklaren, worden geen gronden aanwezig geacht voorhet toekennen van een tegemoetkoming.

Op klagers verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyderbos heeft geadviseerd om aan klager enkele uren incidenteel verlof toe te kennen, teneinde hem in staat te stellen de buluitreiking aan zijn dochter bij te wonen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 9 jaar met aftrek, wegens overtreding van het bepaalde in artikel 2 van de Opiumwet en terzake van het misdrijf doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 1april 2008.

Op grond van het bepaalde in artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijkesfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.
Het verzoek om incidenteel verlof is gedaan teneinde klager op 29 september 2005 in staat te stellen bij de buluitreiking aan zijn dochter aanwezig te zijn. Hoewel een dergelijke gebeurtenis is gelegen in de persoonlijke sfeer vanklager, kan niet worden gezegd dat klagers aanwezigheid daarbij noodzakelijk is. Dat zou slechts anders zijn indien klagers persoonlijke aanwezigheid een vereiste zou zijn om die betreffende gebeurtenis plaats te laten vinden. Datis niet het geval. Daarom kan klager niet in aanmerking komen voor een dergelijk incidenteel verlof. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komendebelangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 juli 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven