Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1449/GV, 15 juli 2005, beroep
Uitspraakdatum:15-07-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1449/GV

betreft: [klager] datum: 15 juli 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 juni 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Klager en zijn vrouw lijden er zeer onder dat hij niet bij de bevalling van zijn dochtertje kon zijn, die twee dagen voor Kerst is geboren. Zijn verzoek om schorsing is rond die tijd afgewezen en het duurde erg lang voordat het BSDzijn aanvraag voor verlof rond had. Klager en zijn vrouw gaan er emotioneel aan onderdoor dat hij niet een dag heeft kunnen doorbrengen met zijn dochtertje.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om incidenteel verlof teneinde een dag door te kunnen brengen met zijn dochter die op 22 december 2004 is geboren en waarbij hij niet aanwezig heeft kunnen zijn vanwege zijn preventieve hechtenis op dat moment.Incidenteel verlof kan worden verleend voor gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer waarbij de aanwezigheid van betrokkene noodzakelijk is. Volgens artikel 26 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna de Regeling)is er een mogelijkheid tot het verlenen van incidenteel verlof voor een bezoek aan de partner en de pasgeborene. Hiervan is in dit geval geen sprake. Uit het verzoek blijkt niet dat de partner van klager niet in staat is bij hem opbezoek te komen. Daarnaast heeft klager nog een lange detentie te ondergaan. Zijn einddatum is vastgesteld op 3 september 2007, nog ruim twee jaar. Overigens heeft klager de mogelijkheid om een aanvraag voor algemeen verlof te doen.

Op klagers verzoek om incidenteel verlof zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Vanuit de inrichting is niet geadviseerd en wordt de beslissing aan de selectiefunctionaris gelaten.
Nadat het openbaar ministerie in eerste instantie afwijzend reageerde op het verzoek van klager, bestaat er inmiddels geen bezwaar meer tegen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 3 september 2007.

Op grond van artikel 21, eerste lid, van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.
Artikel 26 van de Regeling bepaalt dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een kraambezoek aan de levenspartner van de gedetineerde en het pasgeboren kind. Behoudens medische complicaties vindt het kraambezoek binnen 14dagen na de bevalling plaats.

De beroepscommissie stelt vast dat klager door omstandigheden niet aanwezig heeft kunnen zijn bij de geboorte van zijn dochtertje en kennelijk ook niet in de gelegenheid is geweest om een kraambezoek te brengen. Met betrekking tothet onderhavige verzoek om incidenteel verlof is echter geen sprake van een gebeurtenis waarbij klagers aanwezigheid noodzakelijk is. Zij overweegt hierbij dat klagers partner en kind hem in de inrichting kunnen bezoeken en hij tezijner tijd een aanvraag voor algemeen verlof kan doen.
De beslissing van de Minister is derhalve niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 15 juli 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven