Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1219/GV, 15 juli 2005, beroep
Uitspraakdatum:15-07-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1219/GV

betreft: [klager] datum: 15 juli 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 mei 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. De enige grond voor de afwijzing van het verzoek is gelegen in het negatieve adviesvan de officier van justitie. De officier van justitie is van mening dat klager een veelpleger is. Klager is evenwel niet veroordeeld als veelpleger. Klagers rapportage in de inrichting is erg goed en hij hoopt dat zijn beroepgegrond wordt verklaard.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft op 1 maart 2005 een verzoek om algemeen verlof ingediend, welk verzoek op 25 mei 2005 bij de selectiefunctionaris is ontvangen. Naar aanleiding van het negatieve advies van de officier van justitie, die heeft aangegevendat klager door hem als veelpleger wordt beschouwd en dat de officier van justitie om die reden geen vertrouwen heeft in een goed verloop van dat verlof, is het verzoek afgewezen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring Tilburg heeft niet negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag maar daarbij aangegeven dat, nu er sprake is van een executie-indicator, het advies van het openbaar ministerie moestworden opgevraagd.

De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Breda heeft aangegeven dat klager wordt beschouwd als veelpleger en dat het verzoek, gelet op de kans op recidive, moet worden afgewezen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier maanden, wegens - kortweg – gekwalificeerde diefstal. Klagers detentie eindigt op 20 juli 2005.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste en enige verlofaanvraag.

Blijkens de inlichtingen van de selectiefunctionaris en de adviezen van de inrichting en het openbaar ministerie is de reden voor de afwijzing gelegen in het negatieve advies van het openbaar ministerie.
De beroepscommissie stelt vast dat er, gelet op het uittreksel van de justitiële documentatie, sprake is van recidivegevaar. Dat kan worden beschouwd als een contra-indicatie voor het verlenen van verlof. Nu evenwel het einde vanklagers detentie in zicht is, had in dit geval voorrang moeten worden gegeven aan de mogelijkheid voor klager om zich voor te bereiden op zijn terugkeer in het maatschappelijke leven. Dat maakt dat het beroep gegrond moet wordenverklaard en dat de beslissing van de minister moet worden vernietigd. Nu klager, gelet op de omstandigheid dat hij binnenkort in vrijheid zal worden gesteld, thans niet meer in aanmerking kan komen voor het alsnog toekennen vanverlof, zal de beroepscommissie daarmee volstaan en de Minister in dit geval niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen.
Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, komt klager in aanmerking voor toekenning van een financiële tegemoetkoming. De beroepscommissie zal de hoogte van die tegemoetkoming vaststellen op €50,-.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 50,-.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 juli 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven