Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1338/GV, 5 juli 2005, beroep
Uitspraakdatum:05-07-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1338/GV

betreft: [klager] datum: 5 juli 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.F. Hoogervorst, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 juni 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede voornoemde mr. N.F. Hoogervorst om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Namens klager is verzocht om hem in verband met klemmende bijzondere omstandigheden in de gelegenheid te stellen om tijdelijk de inrichting te verlaten teneinde de noodzakelijke hulp en bijstand aan zijn zieke, momenteelgehospitaliseerde moeder te kunnen geven. Klagers moeder van 64 jaar is wederom in het ziekenhuis opgenomen, maar nu wegens een herseninfarct. Al eerder, op 8 december 2004, werd zij met spoed op de intensive care opgenomen wegenseen hartinfarct. In dit bijzondere geval dienen de persoonlijke omstandigheden van klager en zijn omgeving zwaarder te wegen dan het algemene belang om hem (tijdelijk) in de inrichting te houden, mede gelet op het feit dat klagerweet dat het slecht gaat met zijn moeder en haar op geen enkele manier kan ondersteunen in detentie. Klager en zijn familie leven in voortdurende onzekerheid over de levensduur van zijn moeder, gezien haar zorgwekkende, medischetoestand. Het enkele feit dat klager nog een strafrestant heeft is niet zonder meer redengevend om zijn verzoek af te wijzen, nu hij bereid is die op een later moment te ondergaan.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De behandeld arts van de moeder van klager zag, gezien haar medische toestand, geen dringende noodzaak voor een bezoek. De moeder wordt naar verwachting binnen afzienbare tijd ontslagen uit het ziekenhuis. Verder geeft zowel hetopenbaar ministerie als de directeur een negatief advies.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens mishandeling, poging tot zware mishandeling meermalen gepleegd en wederrechtelijke vrijheidsberoving meermalen gepleegd. Aansluitend dient hij een gevangenisstrafvan twee maanden te ondergaan die eerder voorwaardelijk is opgelegd. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 1 oktober 2006. Aansluitend dient hij 29 dagen vervangende hechtenis in verband met het niet (goed)uitvoeren van een taakstraf te ondergaan.

Op grond van artikel 34 Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kanworden volstaan met een andere vorm van verlof.
Ingevolge artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking onder meer worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke ouder.

Uit het inrichtingsadvies komt naar voren dat door de inrichting contact is opgenomen met de arts van de moeder. De arts is van mening dat er, gezien de medische gesteldheid van moeder, geen dringende noodzaak is voor een bezoek. Demoeder wordt naar verwachting binnen afzienbare tijd ontslagen uit het ziekenhuis. Uit de namens klager overgelegde verklaring van de neuroloog blijkt dat klagers moeder op 7 juni 2005 in het ziekenhuis is opgenomen in verband meteen herseninfarct. De vitale functies zijn op dat moment niet bedreigd. Gelet op het vorenstaande stelt de beroepscommissie vast dat geen sprake is van levensgevaar. Zolang klagers moeder in het ziekenhuis is opgenomen is eenstrafonderbreking voor de verzorging van de moeder niet aan de orde. Zodra zij na ontslag uit het ziekenhuis thuis verzorging behoeft, dient eerst een beroep te worden gedaan of familie, kennissen en/of professionele hulpinstanties.Zolang de moeder niet tot reizen in staat is, leent het verzoek van klager zich eerder voor het brengen van een bezoek (al dan niet onder begeleiding of bewaking) in het kader van incidenteel verlof. Het vorenstaande leidt tot hetoordeel dat de afwijzende beslissing van de Minister niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 5 juli 2005

secretaris voorzitter

Naar boven