Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6439/TB, 26 oktober 2020, beroep
Uitspraakdatum:26-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-20/6439/TB

betreft: [klager]            datum: 26 oktober 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. O. Bolluyt, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 19 maart 2020 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft verweerder in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. O. Bolluyt om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft klagers verzoek tot overplaatsing van FPK De Woenselse Poort te Eindhoven (hierna: De Woenselse Poort) naar FPK Inforsa te Amsterdam (hierna: Inforsa) afgewezen.

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak veroordeeld tot een gevangenisstraf van 177 dagen en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege.

Klager verblijft vanaf 12 september 2019 in De Woenselse Poort, aanvankelijk op de titel van een schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze plaatsing is bij beslissing van 28 januari 2020 voortgezet in het kader van klagers tbs. 

Bij verzoekschrift van 30 januari 2020 heeft klagers raadsman verzocht klager over te plaatsen naar Inforsa. Dit verzoek is bij beslissing van 19 maart 2020 afgewezen.

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. 

Klager moet alsnog naar Inforsa worden overgeplaatst omdat hij dan dichterbij zijn netwerk verblijft. Zijn gedrag is radicaal veranderd. Sinds zijn verblijf in      De Woenselse Poort staat hij open voor behandeling die ook is opgestart en in Inforsa kan worden voortgezet. Klager bevindt zich in rustiger vaarwater.          Hij erkent dat zijn netwerk belangrijk is voor hem en hij ervaart hiervan veel steun. Zijn toenmalige gedragsproblematiek is niet meer aan de orde. Hij heeft geen dagelijkse intensieve hand-in-hand begeleiding meer nodig. Niet is gebleken dat Inforsa van de positieve veranderingen in klagers gedrag op de hoogte is en/of dat die positieve ontwikkelingen zijn meegewogen.

Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. 

Uit de reactie van De Woenselse Poort van 13 februari 2020 op het overplaatsingsverzoek volgt dat het volgens de instelling de voorkeur verdient om klager dichterbij zijn netwerk te plaatsen vanwege het belang van ondersteuning in zijn behandeling door zijn netwerk. Daarnaast schat De Woenselse Poort in dat een bewerking van de problematiek van herhalende dynamiek in een vervolgsetting niet mogelijk is. Echter, de instelling rapporteert ook dat klager eerder in Inforsa heeft verbleven en juist vanuit FPK Inforsa in                          De Woenselse Poort is opgenomen omdat men klager daar een meer passende behandeling gericht op zijn SGLVG-problematiek kan geven. Dit is dan ook de reden waarom Inforsa aangeeft klager niet te kunnen opnemen.

Verder rapporteert De Woenselse Poort dat klager positiever tegenover behandeling staat dan aanvankelijk het geval was, zijn behandeling is gestart en begeleid verlof zal worden aangevraagd. Gelet op deze positieve ontwikkelingen zit klager goed op zijn plek in De Woenselse Poort. De behandeling verloopt blijkens navraag bij De Woenselse Poort goed. Het is onwenselijk deze behandeling te onderbreken. Klagers netwerk wordt ook vanuit De Woenselse Poort in de behandeling betrokken. Klager krijgt bezoek van zijn zus die als contactpersoon bij de behandeling is betrokken en aanwezig is tijdens zorgplanbesprekingen.

Verweerder ziet al met al geen meerwaarde in een overplaatsing van klager in deze fase van zijn behandeling. Klagers wens tot plaatsing in de regio is begrijpelijk, maar de voortgang in zijn behandeling weegt zwaarder.

4.         De beoordeling

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;

b) de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt, en

c) de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

Regioplaatsing is volgens het door verweerder gevoerde beleid uitgangspunt bij plaatsing van ter beschikking gestelden, maar als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst, wordt bij een verzoek om overplaatsing gekeken of overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is het niet in het belang van klagers behandeling om hem in het huidige stadium van zijn behandeling over te plaatsen naar FPK Inforsa of een andere instelling. Klager is blijkens de stukken destijds juist vanuit FPK Inforsa overgeplaatst naar FPK De Woenselse Poort omdat in laatstgenoemde instelling een meer passende behandeling gericht op zijn SGLVG-problematiek kan worden gegeven. In de Indicatiestelling TBS van 17 december 2019 heeft het NIFP geadviseerd klagers behandeling in De Woenselse Poort voort te zetten omdat klager daar lijkt te profiteren van de aangeboden behandeling en hem niet over te plaatsen (naar een FPC) vanwege de onwenselijkheid om de gestarte behandeling te onderbreken. Klagers verblijf is daarom in het kader van een tbs-behandeling aldaar voortgezet. Niet is gebleken dat het met het oog op klagers behandeling is aangewezen dat hij alsnog wordt overgeplaatst naar een andere instelling. Volgens navraag van verweerder bij De Woenselse Poort verloopt klagers tbs-behandeling daar goed. Gelet hierop en het feit dat Inforsa klager niet wil opnemen omdat die instelling klager geen passende behandeling voor zijn problematiek kan bieden, heeft verweerder in redelijkheid zwaarder gewicht kunnen toekennen aan het belang van voortgang in klagers huidige behandeling in De Woenselse Poort dan aan klagers wens om in een instelling dichterbij zijn netwerk te worden geplaatst.

Uit navraag van verweerder bij De Woenselse Poort komt verder naar voren dat klagers zus bij de behandeling wordt betrokken en dat zij klager ook in de instelling bezoekt. Het is aan De Woenselse Poort om te bepalen in hoeverre klagers netwerk verder bij klagers behandeling wordt betrokken. De wijze waarop invulling wordt gegeven aan een tbs-behandeling staat overigens niet ter beoordeling van de beroepscommissie.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. T.B. Trotman, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 26 oktober 2020.

secretaris                                voorzitter

Naar boven