Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0579/GA, 24 juni 2005, beroep
Uitspraakdatum:24-06-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/579/GA

betreft: [klager] datum: 24 juni 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. P.M. Rombouts, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 maart 2005 van de beklagcommissie bij de gevangenis Zuyderbos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 mei 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.M. Rombouts, en [...], unit-directeur bij de gevangenis Zuyderbos.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de ordemaatregel van plaatsing in afzondering voor de duur van 14 dagen met ingang van 26 oktober 2004, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd op de landelijke afzonderingsafdeling De Schie te Rotterdam;
b. de beslissing tot verlenging van de ordemaatregel van plaatsing in afzondering voor de duur van 14 dagen met ingang van 9 november 2004 en de externe tenuitvoerlegging daarvan.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als
volgt toegelicht. De ordemaatregel is gebaseerd op informatie van de Criminele Inlichtingen
Eenheden (CIE-informatie). Deze informatie is weliswaar getoetst, doch een oordeel over de
betrouwbaarheid van de informatie kan niet worden gegeven. In jargon wordt dergelijke
informatie aangeduid als ‘zachte informatie’. De vaststelling van de directeur dat het gaat om
‘harde informatie’ is niet op feiten gebaseerd.
In zijn brief van 1 november 2004 verwijst de GRIP-officier van justitie naar de ernst van het strafbare feit waarvoor klager zich thans in detentie bevindt; het feit dat de rechtsorde door dit strafbare feit ernstig is geschokt; deactualiteit en concreetheid van de informatie en de eerder ter beschikking gekomen informatie. Klager is veroordeeld voor een opiumwetdelict waarbij geen geweld is toegepast. Niet valt in te zien dat juist dit feit van belang is bijde beoordeling of een afzonderingsmaatregel gerechtvaardigd is. Hoe actueel en concreet de informatie is, is nu juist niet te beoordelen. Het onderzoek heeft niet geresulteerd in het aantreffen van een vuurwapen binnen deinrichting. In ieder geval heeft de informatie aan actualiteit verloren. De eerdere GRIP-informatie uit 2000 heeft destijds eveneens geleid tot een maatregel om klager in afzondering te plaatsen. Destijds is die maatregel door deberoepscommissie vernietigd, vanwege gebrek aan betrouwbaarheid van de informatie.
Vanaf begin volgende week wordt klager overgeplaatst naar een reguliere afdeling. Hij heeft nog steeds belang bij dit beroep. De opgelegde maatregel heeft voor klager grote gevolgen. Hij heeft een aantekening in zijn penitentiairdossier. Zijn executieregiem is volledig op de kop gezet. Normaal gesproken zou klager reeds in december 2004 zijn overgeplaatst naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) en inmiddels al in een open kamp verblijven. Klager isvan mening dat de directeur in redelijkheid niet tot de opgelegde beslissingen had kunnen komen en kan zich derhalve ook niet verenigen met de beslissing van de beklagcommissie.
De beklagcommissie heeft geen beslissing genomen over het subsidiaire verzoek om over de CIE-informatie te kunnen beschikken. Het is voor de toetsing van de redelijkheid van de maatregel van belang om de daaraan ten grondslagliggende redenen te kennen. Het is onaanvaardbaar dat de informatie niet is te toetsen. De beroepscommissie kan lastig een beslissing nemen zonder deze informatie. Daarom wordt verzocht de behandeling van het beroep aan te houden ende landelijk officier van justitie uit te nodigen om nadere mondelinge inlichtingen te verstrekken, of de betreffende informatie aan het dossier toe te voegen. De officier van justitie kan zonder de identiteit van de bron(nen)kenbaar te maken diverse vragen beantwoorden die een beter licht werpen op de mate van betrouwbaarheid van de informatie.
Namens klager wordt verzocht de maatregelen te vernietigen zodat de aantekening uit het penitentiair dossier verdwijnt. Tevens wordt verzocht om het toekennen van een financiële tegemoetkoming.
Klager licht zijn standpunt als volgt toe. Ik ben geen persoon voor geweld. Ik heb behalve een melding over pillen op cel, nooit een rapport gehad. Ik heb nooit ruzie gehad. Ik functioneer goed. Ik vind het heel treurig dat er nuinformatie uit 2000 wordt bijgehaald. Het is een grote boel dat dat wordt gezegd. Mijn prioriteiten liggen bij mijn moeder en kinderen. Ik zou één maand na dit voorval worden overgeplaatst naar een b.b.i. Ik heb nog één jaar tegaan. Ik heb bij de selectiefunctionaris een verzoek ingediend om een week voor mijn moeder te zorgen. Vier weken van te voren komt het verhaal over een pistool. Dat soort dingen doe ik niet. Ik wil naar huis om de laatste tijd metmijn moeder te zijn. Het gaat niet goed met haar. Ik ben, voordat de beslissing van verlenging van de maatregel werd genomen, niet gehoord. Ik kreeg het papier uitgereikt.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als
volgt toegelicht. De afzonderingsmaatregel is verlengd met mijn instemming. Er is geen
nieuw onderzoek ingesteld. De informatie was duidelijk. Ik ben gebeld door het GRIP. Ik
heb een ander idee van harde of zachte informatie. Als het GRIP je belt is dat harde
informatie. Er was eerder geen aanleiding om klager apart te zetten. Klager is een bekende
gedetineerde die het prima deed in de inrichting. Ik ben echter verantwoordelijk voor de
veiligheid in de inrichting. Ik kan niet wachten totdat iemand met een pistool voor mij
staat. Ik moet op de GRIP-informatie reageren. Als ik dat niet doe ben ik geen knip voor de
neus waard. Het gebeurt overigens heel weinig dat er informatie van het GRIP komt. Op de
manier zoals dit nu qua ernst tot mij is gekomen, één keer per twee of drie jaar. De
informatie van het GRIP heb ik serieus genomen mede gelet op het feit dat de zoon van
klager is ontsnapt.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om de behandeling van het beroep aan te houden teneinde de landelijk officier van justitie te horen af.

Wat betreft onderdeel a van het beklag overweegt de beroepscommissie het volgende. Op grond van artikel 24, eerste lid, Pbw is de directeur bevoegd op de in artikel 23, eerste lid, Pbw genoemde gronden een gedetineerde inafzondering te plaatsen. Artikel 25, eerste lid, Pbw bepaalt dat indien de tenuitvoerlegging van de afzondering in de inrichting of afdeling waarin zij is opgelegd op ernstige bezwaren stuit, zij in een andere inrichting kan wordenondergaan.
Nadat de directeur hierover telefonisch door het GRIP is benaderd heeft de directeur aan klager een afzonderingsmaatregel opgelegd van veertien dagen en deze tenuitvoer gelegd in een andere inrichting. De directeur verwijst naar hetrapport van 2 november 2004 van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP). Uit CIE-informatie is bekend geworden dat klager een vuurwapen binnen de inrichting zou willen smokkelen. Verder wordt in voornoemde rapportagegeoordeeld dat er sprake is van een verhoogd risico voor de inrichting en er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat klager vluchtgevaarlijk is. Er kan niet worden uitgesloten dat bij een eventuele ontvluchting geweld wordtgebruikt en/of dat er hulp van buitenaf is te verwachten. De GRIP-officier van justitie acht het dienstig dat maatregelen worden getroffen ter waarborging van een ononderbroken voortzetting van de detentie van klager.

Blijkens de Circulaire van 28 juni 2002 met kenmerk 5172795/02/DJI van het Ministerie van Justitie heeft het GRIP als doel het optimaliseren van de samenwerking tussen het OM, de politie en de DJI door het verbeteren en kanaliserenvan de informatie-uitwisseling in het kader van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichtingen, waaronder het tegengaan van gevaar voor vlucht en het bevorderen van de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.
Gelet op het vorenstaande en met name de ernst van de informatie van het GRIP, is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur na bovenvermelde informatie telefonisch verkregen te hebben, geen andere keuze had dan direct tehandelen en klager af te zonderen. Het feit dat de GRIP-informatie door de officier van justitie niet op betrouwbaarheid kon worden beoordeeld en er na een onderzoek geen vuurwapen bij klager is aangetroffen, maakt dit oordeel nietanders. Hetgeen door en namens klager in beroep hierover is aangevoerd kan in zoverre niet tot een andere beslissing van de beklagcommissie leiden. Het beroep van klager zal wat betreft dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

Wat betreft onderdeel b van het beklag overweegt de beroepscommissie het volgende. Op grond van artikel 57, eerste lid, onder c, Pbw dient de directeur bij verlenging van een afzonderingsmaatregel, klager te horen. Ter zitting heeftklager aangegeven niet te zijn gehoord. De directeur heeft dit bevestigd. Gelet hierop dient het beroep in zoverre formeel gegrond te worden verklaard. Om de hiervoor onder a vermelde redenen zal het beroep voor het overigeongegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 47,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien onderdeel a van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b van het beklag formeel gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Voor het overigeverklaart zij het beroep ten aanzien van onderdeel b ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 47,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en A.J. Dost, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 24 juni 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven