Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0517/GA, 20 juni 2005, beroep
Uitspraakdatum:20-06-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/517/GA

betreft: [klager] datum: 20 juni 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Serrarens, namens

[klager], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 februari 2005 van de beklagcommissie bij unit 4 BIBA te Den Haag,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 mei 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord namens klager zijn raadsvrouw mr. J. Serrarens. De directeur van unit 4 BIBA heeft schriftelijk laten weten wegensandere prioriteiten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voorzover in beroep aan de orde, het terugstorten van giften van de moeder van klager.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De klacht van klager is gericht tegen het feit dat geldbedragen die de moeder van klager ten behoeve van klager heeft overgemaakt op derekening van de inrichting door die inrichting zijn teruggestort op 24 november en 23 december 2004. Klager verwijst naar de voor de beklagcommissie overgelegde pleitnotities. Klager verwijst verder naar de afschriften van dePostbank. Deze waren in eerste aanleg niet bij de hand. Zijn moeder heeft alles ingevuld wat was voorgeschreven. Niemand kan haar uitleggen wat er fout is gegaan. Volgens het inrichtingspersoneel zou zij slechts één fout gemaakthebben: zij zou het registratienummer van cliënt bij ‘mededelingen’ hebben vermeld terwijl dat nummer bij het betalingskenmerk had moeten worden vermeld. Het is de vraag of dit juist is. Blijkens de huisregels onderdeel 4.5.2 heeftde moeder van klager het registratienummer op de juiste plaats op de overschrijvingskaart genoteerd. In de huisregels staat dat bij mededelingen de naam, voorletters en registratienummer moet worden vermeld. Bij de terugboeking van23 december 2004 stond de naam van klager vermeld. De inrichting wist derhalve in ieder geval bij deze terugstorting dat het ging om voor klager bestemd geld. Dit roept de vraag op waarom het bedrag dan is teruggeboekt. Voorzoverklager bekend, is er op zijn afdeling niemand met dezelfde naam. De raadsvrouw van klager kan zich niet voorstellen dat er in de inrichting meer gedetineerden zijn met de naam van klager. De beklagcommissie gaat in haar uitspraak inhet geheel niet in op de vraag wat bij de verwerking van de geldstortingen fout is gegaan en wie daarvoor blaam treft. De directeur stelt voor de beklagcommissie dat de moeder van klager kennelijk niet alle gegevens van klager juistheeft vermeld zonder aan te geven wat zij verkeerd zou hebben gedaan. De beklagcommissie heeft zich niet verdiept in de vraag of en in hoeverre de moeder van klager de benodigde informatie correct heeft vermeld. De verwijzing doorde beklagcommissie naar de uitspraak van de RSJ van 24 februari 2004 met nummer 02/2669/GA raakt kant noch wal. In die zaak was er bij het overmaken van geld een niet bestaand registratienummer vermeld. Om die reden werd het geldteruggestort. De moeder van klager weet zeker dat zij het juiste registratienummer heeft vermeld alsmede de naam en voorletters van haar zoon. De directeur spreekt dit niet tegen. Op een overschrijvingskaart is niet zoveel te lezen.Klager vindt het vervelend dat de overschrijvingen zijn teruggestort. Hij heeft hierdoor geen materiële schade ondervonden. Nadien is het overigens goed gegaan. De moeder van klager heeft toen precies hetzelfde gedaan.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht. Bij de storting van het geld door de moeder van klager vult zij kennelijk iets verkeerd in. Al het geld wat doorrelaties van gedetineerden gestort wordt komt op één rekening. Aangezien er meer gedetineerden zijn met de naam van klager, moeten de gegevens absoluut kloppen anders komt het geld bij de verkeerde gedetineerde terecht. Dezegegevens worden vermeld in de huisregels onderdeel 4.5.2. Momenteel is niet meer te achterhalen wat er precies fout is gegaan, maar het geld wordt niet voor niets teruggestort. De directeur heeft de administratie opdracht gegevenbij een volgende terugstorting precies te melden welke gegevens ontbreken zodat aan klager kan worden gemeld wat er fout gaat.

3. De beoordeling
Het geld dat de moeder van klager heeft overgemaakt op de rekening van de inrichting ten behoeve van klager is op 24 november 2004 en 23 december 2004 teruggestort. Volgens het verweerschrift van 6 april 2005 van de directeur isniet te achterhalen wat er precies fout is gegaan. Omtrent het overmaken van geld bepaalt onderdeel 4.5.2 van de huisregels van de penitentiaire inrichtingen Haaglanden, versie 18 november 2004, het volgende: “(...) Ook kunt u geldper bank of giro laten overmaken. Het geld moet worden gestort op: rekeningnummer (...) Bij mededelingen: naam, voorletters en registratienummer. De overmaking dient altijd voorzien te zijn van het registratienummer en de naam vandegene voor wie het geld bestemd is. Het ontbreken van het registratienummer vertraagt de bijschrijving op de rekening courant. (...)”. Klager stelt dat zijn moeder overeenkomstig bovengemelde voorschriften in de huisregels bedragennaar hem heeft overgemaakt. In ieder geval is onbetwist gebleven dat het registratienummer van klager op de overschrijving stond vermeld. Tevens blijkt uit het afschrift van de Postbankrekening van de moeder van klager dat deterugstorting van 23 december 2004 kon worden gekoppeld aan klager. De naam van klager wordt bij de terugstorting vermeld, terwijl de achternaam van de moeder van klager verschilt met die van klager.
Tegen de achtergrond van het vorenstaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de moeder van klager het overboekingsformulier telkens op dusdanige wijze heeft ingevuld dat de overboeking gerealiseerd had kunnen en moetenworden. De beslissing van de directeur deze bedragen terug te storten acht zij dan ook onredelijk en onbillijk. Het beroep dient derhalve gegrond te worden verklaard.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh,
voorzitter, mr. A.G. Bosch en A.J. Dost, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris,
op 20 juni 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven