Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0395/GA, 20 juni 2005, beroep
Uitspraakdatum:20-06-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/395/GA

betreft: [klager] datum: 20 juni 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H. Loth, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 februari 2005 van de beklagcommissie bij de locatie Haarlem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 mei 2005, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Amsterdam, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. H. Loth, gehoord.
De directeur van de locatie Haarlem heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van een verzoek om algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik heb verzocht om algemeen verlof. Ik heb tot heden nog niets gehoord van medewerkers van het bureau selectie- en detentiebegeleiding (het b.s.d.) over een eventuele detentiefasering. Ik begrijp uit de stukken dat de inrichtingkennelijk bezig was met het voorbereiden daarvan. Ik zal een confrontatie met het slachtoffer uit de weg gaan. Ik wil mijn vriendin, die ernstig ziek is, opzoeken. Zij wil graag dat ik haar kom bezoeken.
Klagers raadsman heeft daar nog het volgende aan toegevoegd.
Blijkens een brief van 19 oktober 2004 van een medewerker van het b.s.d. van de locatie Haarlem, gericht aan het arrondissementsparket Amsterdam, was de inrichting voornemens klagers detentiefasering in gang te zetten. Door dedirecteur is ter zitting van de beklagcommissie aangegeven dat aan klagers gedrag op zich niets aan te merken viel. Klagers v.i.-datum ligt in september 2005. Klagers strafrestant en zijn gedrag in de inrichting geven aanleiding hemvoor detentiefasering in aanmerking te laten komen. Hij wil nu zijn nieuwe relatie gaan opzoeken. Het feit waarvoor hij de onderhavige straf uitzit, ligt inmiddels ver in het verleden. De bijzondere voorwaarde die door de rechtbankin haar vonnis is vermeld is niet zo strikt als de officier van justitie doet voorkomen. Er is geen sprake van verplichte behandeling bij De Waag. De voorwaarde houdt in dat klager zich moet houden aan de aanwijzingen van dereclassering, ook als deze inhouden dat hij in De Waag (ambulant) wordt behandeld. De directeur van de locatie Haarlem is ten onrechte meegegaan in het standpunt van de officier van justitie. Klager wil in de toekomst deelnemen aaneen penitentiair programma. Op dit moment komt hij daar echter niet voor in aanmerking en evenmin voor plaatsing in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting.

De directeur heeft in beroep naar zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt verwezen.

3. De beoordeling
Blijkens een brief van 19 oktober 2004, door een medewerker van het b.s.d. van de locatie Haarlem gezonden aan het arrondissementsparket Amsterdam, bestond bij de inrichting het voornemen om klager – in het kader van zijndetentiefasering – voor te dragen voor selectie voor een inrichting met een (zeer) beperkt beveiligingsniveau. Hieruit kan in redelijkheid worden afgeleid dat de directeur van oordeel was dat klager in aanmerking kwam voor eenopener regime met structurele verlofmogelijkheden.
In dit kader is het bepaalde in artikel 17 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) van belang. Dat artikel luidt -voorzover hier aan de orde-:
”-1. De minister beslist over een eerste verzoek om algemeen verlof indien:
a. (...)
b. het openbaar ministerie, al dan niet verplicht geraadpleegd, anders dan de directeur van mening is dat het verlof niet moet worden verleend.
(...)”
Gelet op de betekenis die in redelijkheid kan worden toegekend aan de vermelde brief, had de directeur niet op dat verzoek om algemeen verlof mogen beslissen, maar had hij dit moeten doorsturen aan de minister teneinde eenbeslissing te verkrijgen. Gelet daarop is de bestreden beslissing van de directeur genomen in strijd met de wet. Om die reden kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven en moet het beklag alsnog gegrond wordenverklaard. De beroepscommissie zal de stukken in handen stellen van de minister teneinde deze te laten beslissen op het verzoek om algemeen verlof.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming te bepalen. Deberoepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 10,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en stelt de stukken in handen van de minister teneinde te beslissen op het verzoek om algemeen verlof.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H. Heijs en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 juni 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven