Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0404/TA, 8 juni 2005, beroep
Uitspraakdatum:08-06-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/404/TA

betreft: [klager] datum: 8 juni 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.A. van Mens,namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 februari 2005 van de beklagcommissie bij dr. Henri van der Hoevenkliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 april 2005, gehouden in de locatie Zwolle, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.A. van Mens, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], jurist-criminoloogbij het stafbureau van de inrichting. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing tot beperking van klagers bewegingsvrijheid van 7 januari 2005 tot 14 januari 2005 en de wijze van tenuitvoerlegging van die beslissing.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klagers raadsman heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt, overeenkomstig de overgelegde en aan deze uitspraak gehechte pleitaantekeningen, toegelicht. De beklagcommissie heeft het beklag nietjuist begrepen. Het gaat er niet om of, wanneer separatiebeleid wordt toegepast, er ook aanspraak kan worden gemaakt op verblijf in een separatieruimte als bedoeld in artikel 1 sub aa. Bvt, maar het gaat er om dat klager stelt dathij feitelijk in separatie zat. Wanneer hij feitelijk in separatie zit, moet hij ook worden ondergebracht in een daarvoor bedoelde separatieruimte. Op de mededeling beperking van bewegingsvrijheid staat ten onrechte aangegeven datklager in afzondering zat met separeerbeleid. De twee separeerruimtes waren bezet door bewoners, die zich evenzeer ernstig hadden misdragen. Het was niet mogelijk om een separeerruimte vrij te maken. Om die reden is erwaarschijnlijk voor gekozen om klager te plaatsen in de herstelkamer, terwijl hij feitelijk in separatie verbleef. Ten onrechte is aangegeven dat sprake was van afzondering. Dit blijkt uit de volgende omstandigheden: de ernst van demisdraging van klager, klager heeft zich al eerder aan dergelijke feiten schuldig gemaakt, klager kan op die momenten een gevaar voor zichzelf zijn of voor zijn omgeving, vergelijkbare incidenten hebben wel geleid tot separatie,feitelijk is het veel zwaardere separatiebeleid op klager toegepast. Deze feiten en omstandigheden in onderling verband bezien, leiden tot de conclusie dat er inderdaad sprake was van separatie. Verwezen wordt naar artikel 34,achtste lid, Bvt en de overige nader gestelde regels omtrent de toepassing van separatie of afzondering. Uit artikel 3 van de nadere regels blijkt dat de verpleegde bij separatie verplicht kan worden tot het dragen van aangepastekleding en schoeisel. Dat was op klager van toepassing. Hij moest gedurende deze periode aparte kleding en schoeisel dragen. De cel waar klager verbleef was totaal leeg, afgezien van een matras, een kussen en een deken. Dit duidt opseparatie in plaats van afzondering. De tussendeur was gesloten. Intern bezoek van medebewoners en medewerkers van de kliniek is tijdens de separatie beperkt in tijd. Klager ontving per dag ongeveer tien minuten per dag internbezoek. Klager wenst een principiële uitspraak op de vraag of er sprake was van separatie of van afzondering. Op de vraag van de beroepscommissie of het beklag de beslissing tot beperking van de bewegingsvrijheid of de wijze vantenuitvoerlegging van die beslissing betreft, heeft de raadsman geantwoord dat een en ander met elkaar samenhangt.

Klager heeft ter zitting zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht. Klager had tijdens de separatie liever een voor separatie bestemde geluidsarme ruimte gehad. Hij werd gek van degeluiden. Hij heeft zich de laatste twee dagen plat laten spuiten. Hij kreeg zes à zeven keer overdag de gelegenheid om zijn po te legen, die op cel stond.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft met een tafeltje tegen de ruit van zijn kamer geslagen, waardoor er barsten in het glasontstonden. Er is eerder sprake geweest van soortgelijke situaties. De twee separeercellen waren bezet. Als het noodzakelijk was geweest om klager te separeren dan was één van de separeercellen ontruimd. De beslissing totafzondering met separeerbeleid is geen separatie in de zin van de wet, maar afzondering. Klager is ondergebracht in een herstelkamer, waarin in beginsel voorwerpen zoals een tafel en een stoel kunnen worden geplaatst. Dit is bijklager uit veiligheidsoverwegingen niet geschied. Het is een gangbare verblijfsruimte die tot het minimum is teruggebracht. Wel is het separatiebeleid van toepassing. Dit betreft de benadering en bejegening die lijkt op de wijze vanbenaderen en bejegenen tijdens separatie.
Omdat klager zich bizar gedroeg, is hij gezien door de psychiater die aanvullende medicatie heeft voorgeschreven. Klager vroeg ook om die medicatie. Klager heeft gedurende de afzondering geen bezoek van buitenaf ontvangen, omdat datonrust zou kunnen geven.
Het klopt dat klager meerdere keren gevraagd heeft gesepareerd te mogen worden omdat hij slecht tegen geluid en andere prikkels kon.

3. De beoordeling
Klager is mededeling gedaan van beperking van zijn bewegingsvrijheid. Op de mededeling is aangekruist dat sprake is van afzondering in de herstelkamer en daarbij is geschreven “met sep. beleid”. Uit de toelichting namens het hoofdvan de inrichting volgt dat hiermee wordt bedoeld separatiebeleid en dat er sprake is van een vorm van afzondering, waarbij klager benaderd en bejegend wordt als was sprake van separatie. Vaststaat dat de wet een dergelijkemaatregel niet kent.

Feitelijk heeft de beperking van klagers bewegingsvrijheid ingehouden dat hij gedurende zeven dagen in een zogenaamde herstelkamer met enkel een matras, kussen en deken heeft verbleven, waarbij hij van rijkswege verstrekte kledingdiende te dragen en geen bezoek van buiten de inrichting verblijvende personen mocht ontvangen. Deze beperking van de bewegingsvrijheid houdt de feitelijke kenmerken van separatie in en de beroepscommissie zal deze dan ook alszodanig aanmerken en niet als afzondering.
De beroepscommissie is van oordeel dat de bestreden beslissing onvoldoende de inhoud en de omvang van de aan klager opgelegde beperking van de bewegingsvrijheid vermeldt, noch de feiten en de omstandigheden vermeldt op grond waarvande beperking aan klager is opgelegd, nu op de beslissing enkel het woord vernieling is aangekruist. Derhalve wordt onvoldoende voldaan aan het bepaalde in artikel 54, eerste lid, Bvt en zal de beroepscommissie het beroep en hetbeklag om formele redenen gegrond verklaren. Zij ziet op grond van het hierna volgende geen reden om aan klager een tegemoetkoming te doen toekomen.
Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie dat klager met een tafeltje op de ruit van zijn kamer heeft geslagen, waarbij er barsten ontstonden in het glas. Voorafgaand aan het incident hebben eerdere uitbarstingen van klagerplaatsgevonden. Namens het hoofd van de inrichting is aangevoerd dat het wenselijk was om klager in een separeercel onder te brengen, overeenkomstig klagers wens, maar dat de twee separeercellen bezet waren en dat om die redenklager is ondergebracht in een herstelkamer als hiervoor beschreven. De voorzieningen in de herstelkamer hadden uitgebreid kunnen worden, indien veiligheidsoverwegingen dit toelieten. Dit was echter niet het geval. Het bovenstaandein onderling verband en samenhang bezien, is de beroepscommissie van oordeel dat de onderhavige beslissing van het hoofd van de inrichting materieel niet onredelijk of onbillijk is. De wens van klager om in een geluidsarme cel teworden geplaatst, is geen recht dat voortvloeit uit wet of nadere regelgeving en daarbij komt dat aan klager is aangeboden om de tussendeur te sluiten en dat hem oordopjes zijn aangeboden. Het beroep zal materieel ongegrond wordenverklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep formeel gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog formeel gegrond, en verklaart het beroep materieel ongegrond en bevestig in zoverrede uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.
Zij bepaalt dat geen tegemoetkoming wordt toegekend.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, dr. M. Smit en mr. J.M. van der Vaart, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 juni 2005

secretaris voorzitter

nummer: 05/404/TA

betreft : [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 12 april 2005, gehouden in de locatie Zwolle.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker
leden: dr. M. Smit en mr. J.M. van der Vaart.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. H.S. van Gemert.

Gehoord zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.A. van Mens, en namens het hoofd van de dr. Henri van der Hoevenkliniek te Utrecht [...], jurist-criminoloog bij het stafbureau van de inrichting.

Klagers raadsman heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt, overeenkomstig de overgelegde en aan deze uitspraak gehechte pleitaantekeningen, toegelicht. De beklagcommissie heeft het beklag nietjuist begrepen. Het gaat er niet om of, wanneer separatiebeleid wordt toegepast, er ook aanspraak kan worden gemaakt op verblijf in een separatieruimte als bedoeld in artikel 1 sub aa. Bvt, maar het gaat er om dat klager stelt dathij feitelijk in separatie zat. Wanneer hij feitelijk in separatie zit, moet hij ook worden ondergebracht in een daarvoor bedoelde separatieruimte. Op de mededeling beperking van bewegingsvrijheid staat ten onrechte aangegeven datklager in afzondering zat met separeerbeleid. De twee separeerruimtes waren bezet door bewoners, die zich evenzeer ernstig hadden misdragen. Het was niet mogelijk om een separeerruimte vrij te maken. Om die reden is erwaarschijnlijk voor gekozen om klager te plaatsen in de herstelkamer, terwijl hij feitelijk in separatie verbleef. Ten onrechte is aangegeven dat sprake was van afzondering. Dit blijkt uit de volgende omstandigheden: de ernst van demisdraging van klager, klager heeft zich al eerder aan dergelijke feiten schuldig gemaakt, klager kan op die momenten een gevaar voor zichzelf zijn of voor zijn omgeving, vergelijkbare incidenten hebben wel geleid tot separatie,feitelijk is het veel zwaardere separatiebeleid op klager toegepast. Deze feiten en omstandigheden in onderling verband bezien, leiden tot de conclusie dat er inderdaad sprake was van separatie. Verwezen wordt naar artikel 34,achtste lid, Bvt en de overige nader gestelde regels omtrent de toepassing van separatie of afzondering. Uit artikel 3 van de nadere regels blijkt dat de verpleegde bij separatie verplicht kan worden tot het dragen van aangepastekleding en schoeisel. Dat was op klager van toepassing. Hij moest gedurende deze periode aparte kleding en schoeisel dragen. De cel waar klager verbleef was totaal leeg, afgezien van een matras, een kussen en een deken. Dit duidt opseparatie in plaats van afzondering. De tussendeur was gesloten.Intern bezoek van medebewoners en medewerkers van de kliniek is tijdens de separatie beperkt in tijd. Klager ontving per dag ongeveer tien minuten per dag internbezoek. Klager wenst een principiële uitspraak op de vraag of er sprake was van separatie of van afzondering. Op de vraag van de beroepscommissie of het beklag de beslissing tot beperking van de bewegingsvrijheid of de wijze vantenuitvoerlegging van die beslissing betreft, heeft de raadsman geantwoord dat een en ander met elkaar samenhangt.
Klager heeft ter zitting zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht. Klager had tijdens de separatie liever een voor separatie bestemde geluidsarme ruimte gehad. Hij werd gek van degeluiden. Hij heeft zich de laatste twee dagen plat laten spuiten. Hij kreeg zes à zeven keer overdag de gelegenheid om zijn po te legen, die op cel stond.

Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard. Klager heeft met een tafeltje tegen de ruit van zijn kamer geslagen, waardoor er barsten in het glas ontstonden. Er is eerder sprakegeweest van soortgelijke situaties. De twee separeercellen waren bezet. Als het noodzakelijk was geweest om klager te separeren dan was één van de separeercellen ontruimd. De beslissing tot afzondering met separeerbeleid is geenseparatie in de zin van de wet, maar afzondering. Klager is ondergebracht in een herstelkamer, waarin in beginsel voorwerpen zoals een tafel en een stoel kunnen worden geplaatst. Dit is bij klager uit veiligheidsoverwegingen nietgeschied. Het is een gangbare verblijfsruimte die tot het minimum is teruggebracht. Wel is het separatiebeleid van toepassing. Dit betreft de benadering en bejegening die lijkt op de wijze van benaderen en bejegenen tijdensseparatie.
Omdat klager zich bizar gedroeg, is hij gezien door de psychiater die aanvullende medicatie heeft voorgeschreven. Klager vroeg ook om die medicatie. Klager heeft gedurende de afzondering geen bezoek van buitenaf ontvangen, omdat datonrust zou kunnen geven.
Het klopt dat klager meerdere keren gevraagd heeft gesepareerd te mogen worden omdat hij slecht tegen geluid en andere prikkels kon.

secretaris voorzitter

Naar boven