Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0833/GV, 27 mei 2005, beroep
Uitspraakdatum:27-05-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/833/GV

betreft: [klager] datum: 27 mei 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 april 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. M.B. Bax, om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dat de schade welke optrad en optreedt in de privé-situatie voorzienbaar was en klager ervan had behoren teweerhouden strafbare feiten te begaan, is geen overtuigend argument om te komen tot een afwijzing van het verzoek tot strafonderbreking. Ook gebeurtenissen als geboorte, ziektes en overlijden e.d. zijn soms zeer voorzienbaar, maarweerhouden anderen er niet van strafbare feiten te begaan doch geven wel reden tot een schorsing van de voorlopige hechtenis c.q. tot strafonderbreking. Uit de bijgevoegde huur- en koopovereenkomst moge blijken dat dezeovereenkomsten gesloten zijn vóór de aanvang van klagers detentie (25 mei 2004) en derhalve niet voorzienbaar waren ten tijde van het plegen van de feiten. De afwijzing van klagers verzoek is onvoldoende gemotiveerd.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De door klager in zijn verzoek tot strafonderbreking beschreven gezinssituatie bestond al vóór de aanvang van zijn detentie. De situatie is niet ontstaan vanwege klagers detentie, maar hooguit verergerd door de afwezigheid vanklager. Klager had vooraf kunnen bedenken dat vanwege zijn detentie de toch al niet zo beste thuissituatie zou kunnen verslechteren en had er toen rekening mee moeten houden om dit te voorkomen. De situatie past ook niet binnen hetcriterium zoals genoemd in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting art. 36 of 23. Voorts wenst klager in verband met zakelijke omstandigheden zorg te dragen voor de ontruiming van een bedrijfspand, dat hij onlangsverhuurd/verkocht heeft. Niet voldaan wordt aan het in artikel 38, tweede lid, van de Regeling gestelde. Voor een ontruiming van een bedrijfspand lijkt de persoonlijke aanwezigheid van klager niet noodzakelijk.

De directeur van de gevangenis De Geerhorst te Sittard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens deelneming aan een misdadige organisatie en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod. De wettelijk vroegst mogelijkev.i.-datum valt op of omstreeks 21 september 2007.
Krachtens artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr.733726/98/DJI), kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat nietkan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Op grond van artikel 36 juncto artikel 23 van de Regeling kan strafonderbreking onder meer worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke of bezoek aan een in ernstig psychische nood verkerende levenspartner of kind. Uit dedoor klager overgelegde verklaring van de huisarts van zijn gezin blijkt dat klagers echtgenote lichamelijk gehandicapt is en de hulp van klager nodig heeft. De kinderen bevinden zich in de puberteit en hebben sturing van hun vadernodig. Klagers broer, die hulp aan het gezin verleent, kan deze hulp maar beperkt bieden omdat hij twee kinderen met een spierziekte heeft. Nu klagers verzoek geen betrekking heeft op de verzorging van of bezoek aan een ernstigzieke of in ernstig psychische nood verkerende levenspartner of kind en aannemelijk moet worden geacht dat de problemen in klagers gezin met name van maatschappelijke aard zijn waarvoor een structurele en wellicht professioneleoplossing op langere termijn dient te worden gevonden, is er naar het oordeel van de beroepscommissie geen aanleiding om aan klager strafonderbreking te verlenen.
Op grond van artikel 38 van voornoemde Regeling kan eenmalig strafonderbreking worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. De gedetineerde dient aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheidnoodzakelijk is en dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden. De beroepscommissie is van oordeel dat niet is gebleken dat klagers persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is. Klager had derden kunnenbenaderen om zijn belangen waar te nemen.
Gelet op het hiervoor vermelde, is de afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenminals onredelijk of onbillijk worden aangemerkt

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 27 mei 2005

secretaris voorzitter

Naar boven