Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0872/GM, 30 mei 2005, beroep
Uitspraakdatum:30-05-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/872/GM

betreft: [klager] datum: 30 mei 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de F.P.K. Oldenkotte te Rekken, een justitiële particuliere inrichting voor behandeling van ter beschikking gestelden, hierna de tbs-inrichting genoemd,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 12 april 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 5 januari 2005, betreft het niet afbouwen van medicatie (Impromen), die klaagster vier wekelijks door een psychiater van de genoemdetbs-inrichting wordt toegediend.

2. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat klaagster tijdens haar verblijf in genoemde tbs-inrichting een klacht heeft willen indienen tegen het niet afbouwen van medicatie, die haar om de vier weken door een psychiater wordt toegediend.Klaagster heeft veel last van bijwerkingen.

Nu klaagster in een tbs-inrichting verblijft, zijn op haar rechtspositie niet de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en de Pm van toepassing, maar de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) en het Reglement verplegingter beschikking gestelden (Rvt). De Bvt noch het Rvt kent de mogelijkheid van het indienen van beroep tegen het handelen van een inrichtingsarts, waaraan bemiddeling van de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie dient tezijn voorafgegaan, zoals de Pm die beroepsmogelijkheid wel kent. Reeds om die reden zal de beroepscommissie klaagster niet-ontvankelijk verklaren in haar beroep. De omstandigheid dat de medisch adviseur bij het ministerie vanJustitie ten aanzien van haar klacht heeft bemiddeld en in het bemiddelingsverslag wel de mogelijkheid van beroep heeft aangegeven, kan daaraan niet afdoen.
Voor zover klaagster onder dwang medicatie wordt toegediend en zij het daar niet mee eens is, kan zij op grond van de Bvt wel bij de beklagcommissie beklag indienen tegen de in artikel 26 Bvt bedoelde beslissing van het hoofd van deinrichting een tbs-gestelde te gedogen dat door een arts medicatie wordt toegediend. In die zin had de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie de klacht van klaagster ter verdere behandeling moeten doorzenden aan debeklagcommissie bij genoemde tbs-inrichting. De bevoegdheid daartoe is expliciet neergelegd in artikel 29, zevende lid, Pm.
De beroepscommissie zal dit alsnog doen, met het verzoek aan de beklagcommissie het beklag inhoudelijk te beoordelen. De beroepscommissie merkt daarbij nog op dat naar haar oordeel een en ander niet zou mogen leiden tot eenniet-ontvankelijkverklaring van klaagster in haar beklag wegens overschrijding van de termijn waarbinnen een klaagschrift bij de beklagcommissie moet worden ingediend.

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar beroep.
Zij stelt de stukken ten aanzien van het beklag in handen van de beklagcommissie bij de F.P.K. Oldenkotte, met het verzoek het beklag in behandeling te nemen.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr. M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en F.M.M. van Exter, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 30 mei 2005

secretaris voorzitter

Naar boven