Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0169/GA, 20 mei 2005, beroep
Uitspraakdatum:20-05-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/169/GA

betreft: [klager] datum: 20 mei 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Polderman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 januari 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyderbos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 maart 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouwe mr. A.R. van Dolder, en de heer [...], unit-directeur van delocatie Zuyderbos. Van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt dat is aangehecht aan deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft besloten de behandeling aan te houden en op de eerstvolgende zitting als getuigen te horen twee medewerkers van het team Landelijke Bijzondere Bijstandsverlening (LBB). Dit is op 6 april 2005 in de p.i.Amsterdam in aanwezigheid van klager, zijn raadsvrouwe en [unit-directeur locatie Zuyderbos] voornoemd, bijgestaan door [...] van de Dienst Justitiële Inrichtingen, gebeurd. Van het horen is een verslag opgemaakt dat eveneens isaangehecht aan deze uitspraak.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de overbrenging van klager ter (verdere) afzondering in een andere inrichting en in het bijzonder het in dat kader te laat verstrekken van medicatie (onderdeel a), toepassen van geweld (onderdeel b), beschadigenvan kleding (onderdeel c), achterwege blijven van een schriftelijke mededeling (onderdeel d) en vermissen van een ketting (onderdeel e), alsmede die plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van 14 dagen, in eenandere inrichting tenuitvoergelegd (onderdeel f).

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard voor wat betreft het tijdstip van uitreiking van de schriftelijke mededeling van de plaatsing in afzondering en voor het overige ongegrond verklaard op de gronden als in deaangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt schriftelijk toegelicht.
Klager handhaaft zijn standpunt dat het toegepaste geweld selectief en disproportioneel is geweest. Hij ontkent zich te hebben verzet en dreigende opmerkingen te hebben gemaakt. Hij acht het optreden van het LBB en DV&O derhalveniet conform de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen. Klager kan zich niet verenigen met de beoordeling van de beklagrechter met betrekking tot het horen van klager. Er is voldoende gelegenheid geweest om hem voor zijnoverbrenging naar de unit Westlinge te horen.
De beklagrechter heeft de klacht met betrekking tot de niet tijdige uitreiking van de schriftelijke mededeling gegrond verklaard, maar geen termen aanwezig geacht voor het toekennen van een tegemoetkoming. Klager acht eencompensatie in dit geval, gelet op de ingrijpende maatregelen die tegen hem zijn gebruikt, redelijk. Klager handhaaft het standpunt dat de afzondering die op de gebeurtenissen is gevolgd selectief en niet passend is, aangezien hijreeds was overgeplaatst naar een andere inrichting en derhalve niet tot doel had om de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting (lees unit Zuyderbos) te waarborgen.
Voorts is door en namens klager aangevoerd hetgeen in de aangehechte verslagen van horen is opgenomen.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt toegelicht overeenkomstig hetgeen in de aangehechte verslagen van horen is opgenomen.

3. De beoordeling
Met betrekking tot a
De beroepscommissie is van oordeel dat klager, door mee te doen aan een gezamenlijke actie op de luchtplaats, er zelf de hand in heeft gehad dat hij zijn medicijnen niet op het gebruikelijke tijdstip van 17.00 uur verstrekt heeftgekregen. Hij is daarna geboeid overgebracht naar zijn eigen cel in afwachting van overbrenging naar een isoleercel. De directeur heeft verklaard, hetgeen niet door klager is weersproken, dat klager in zijn eigen cel is gezien doorde inrichtingsarts in verband met een migraineaanval. De voor klager bestemde medicatie is meegegeven aan de LBB die klager heeft overgebracht naar een isoleercel in Westlinge. Klager heeft bevestigd dat hem die medicatie ook isverstrekt. Nu klager zijn medicatie dezelfde avond heeft gekregen en de latere verstrekking dan gebruikelijk gelet op de omstandigheden mede voor rekening van klager komt, is de beroepscommissie van oordeel dat het beroep op ditonderdeel ongegrond moet worden verklaard.

Met betrekking tot b
Aannemelijk is dat tijdens klagers overbrenging door medewerkers van het LBB geweld is gebruikt, maar niet aannemelijk is geworden dat door voornoemde medewerkers van het LBB een wapenstok is gebruikt. Voorts blijkt uit deverklaringen van de getuigen dat klager zich tijdens zijn overbrenging naar de transportbus en in de isoleercel lastig heeft gedragen, als gevolg waarvan hij in de gang gedwongen voorovergebogen moest lopen en in de isoleercel naarde grond is gewerkt en is uitgekleed. Van disproportionele geweldstoepassing is naar het oordeel van de beroepscommissie geen sprake geweest. Gelet op het vorenstaande zal het beroep op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot c
Aannemelijk is geworden dat klagers kleding is beschadigd, in het bijzonder zijn t-shirt. De beschadiging is voortgevloeid uit het feit dat klager, naar aanleiding van een actie op de luchtplaats, door assistentie van het LBB inafzondering moest worden geplaatst, waarbij, gelet op het oordeel onder b, niet disproportioneel geweld is gebruikt. Nu er van opzettelijke of door onachtzaamheid en dergelijke veroorzaakte schade geen sprake is, komt de schade,gelet op de omstandigheden van het geval, voor rekening van klager en daarom dient het beroep op dit onderdeel ongegrond te worden verklaard.

Met betrekking tot d
Hetgeen over het horen voorafgaand aan de oplegging van de maatregel in beroep is aangevoerd kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van debeklagrechter. Het beroep zal derhalve wat dit betreft ongegrond worden verklaard.
De beklagrechter heeft de klacht met betrekking tot het niet tijdig uitreiken van de schriftelijke mededeling van de maatregel gegrond verklaard, maar geen termen aanwezig geacht voor het toekennen van een tegemoetkoming. Deberoepscommissie is van oordeel dat deze beslissing van de beklagrechter juist is.

Met betrekking tot e
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve op dit onderdeelongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot f
Op grond van artikel 24, eerste lid, Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen op de gronden genoemd in artikel 23, eerste lid van die wet. De beroepscommissie stelt, gezien de schriftelijke mededelingvan 2 oktober 2004, vast dat klager in afzondering is geplaatst op grond van artikel 23, eerste lid onder a, Pbw (indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoordetenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is).
Artikel 25, eerste lid, Pbw bepaalt dat indien de tenuitvoerlegging van de afzondering in de inrichting of afdeling waarin zij is opgelegd op ernstige bezwaren stuit, zij kan worden ondergaan in een andere inrichting of afdeling.

De beroepscommissie is van oordeel dat klagers plaatsing in afzondering en de beslissing dat de afzondering extern wordt ondergaan in Westlinge, gelet op het feit dat hij heeft meegedaan aan een stakingsactie van gedetineerden op deluchtplaats en niet vrijwillig daarmee is opgehouden, waardoor de directeur genoodzaakt was de LBB in te schakelen, niet in strijd is met de wet en bij afweging van alle daarbij in aanmerking komende belangen evenmin als onredelijkof onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. E. Rood-Pijpers en mr. Th. E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 20 mei 2005

secretaris voorzitter

Naar boven