Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0074/GM, 20 mei 2005, beroep
Uitspraakdatum:20-05-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/74/GM

betreft: [klager] datum: 20 mei 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de tandarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 31 december 2004 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 april 2005, gehouden in de p.i. Haaglanden, locatie Zoetermeer, is klager gehoord.
De tandarts verbonden aan de p.i. Vught heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het op 15 of 19 november 2004 ontvangen verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur, betreft het tot drie keer toe onjuist behandelen van kiespijn.

2. De standpunten van klager en de tandarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Klager had voor zijn detentie nooit problemen met zijn gebit. Hij ging, ondanks zijn angst voor de tandarts, regelmatig voor controle van zijn gebit naar de tandarts.
Klager ging op een gegeven moment door de grond van de pijn bij het drinken van hete of koude vloeistof en ervoer ook drukpijn. De tandarts heeft niet met behulp van een warm of koud instrument of watje het pijnlijke gebiedonderzocht. Wel heeft hij met een metalen tang in zijn mond gewroet en aangegeven dat hij al zag wat er aan de hand was. Zonder een foto te maken, heeft de tandarts zijn derde rechterbovenkies gevuld en, omdat de pijn daarna bleefaanhouden, nog twee keer een nabehandeling gegeven, waaronder een wortelkanaalbehandeling. Tussen die behandelingen zat telkens een paar weken. Omdat de pijn ook toen nog bleef aanhouden, heeft de tandarts na een paar wekenuiteindelijk een foto gemaakt en gezegd dat er ook in de tweede rechterbovenkies een gat zat. Na behandeling van die kies, was klager eindelijk van de pijn af. Hij heeft veel pijn geleden en al die tijd slechts vloeibaar kunneneten.

De tandarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Helaas is de door de beroepscommissie gevraagde kopie van het tandheelkundig dossier en de bijbehorende röntgenfoto’s niet traceerbaar, nu deze bij overplaatsing van klager naar een andere inrichting zijn meegegaan. Ondanksondernomen pogingen is het niet gelukt het dossier retour te krijgen. Dit maakt het zeer lastig om inhoudelijk op de klacht in te gaan, te meer daar inmiddels reeds lange tijd is verstreken en dit de eerste keer is dat van de klachtwordt gehoord. Uit herinnering kan het volgende worden aangegeven. Klager is op basis van tandheelkundig onderzoek aan tandheelkundige problemen in het eerste kwadrant behandeld, in volgorde van ingeschatte prioriteit. Als sprake isvan meerdere tandheelkundige problemen, zoals in dit geval, is het helaas niet altijd te voorkomen dat de pijnklachten niet in één zitting te verhelpen zijn. Veel patiënen binnen de inrichting hebben een dusdanigebehandelachterstand dat deze niet bij het eerste bezoek volledig is in te halen. Daarbij kan het voorkomen, zeker als de aard van de klachten niet geheel duidelijk is, dat een andere keuze wordt gemaakt dan achteraf wenselijk was.Het verstrijken van enige tijd tussen de bezoeken is helaas inherent aan de organisatie van de zorg in de inrichting. Er is slechts eenmaal in de week tandheelkundig spreekuur, tenzij door de medische dienst van de inrichting wordtaangegeven dat er een zodanige klacht is dat een eerder bezoek noodzakelijk is. Kennelijk is dat in deze zaak niet gebeurd.

3. De beoordeling
De van de beroepscommissie deel uitmakende tandarts heeft klagers gebit ter zitting geschouwd en geconcludeerd dat klager op het eerste gezicht een bovengemiddeld goed gebit heeft en de indruk maakt regelmatig de tandarts te hebbenbezocht.
Overwogen wordt dat een onderzoek van het pijnlijke gebied in de mond met een warm of koud gemaakt instrument of watje de aangewezen manier is waarop een tandarts zich ervan kan vergewissen op welke plek(ken) van het gebit zich eenprobleem voordoet. Als de inrichtingstandarts tijdens het eerste bezoek van klager een dergelijk onderzoek had verricht, had hij direct geweten of sprake was van een probleem met één of meerdere kiezen. Nu volgens klager deinrichtingstandarts een dergelijk onderzoek niet heeft verricht en de pijn pas verdween na uiteindelijke behandeling van de tweede rechterbovenkies, is niet onaannemelijk dat de inrichtingstandarts aanvankelijk niet de juiste kiesheeft behandeld dan wel een niet volledige behandeling heeft gegeven door alleen de derde rechterbovenkies, zelfs bij herhaling, te behandelen en niet tevens de tweede rechterbovenkies.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de tandarts moet worden aangemerkt als in strijd met de in artkel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalvegegrond worden verklaard.

Klager dient deswege een tegemoetkoming te worden toegekend. De beroepscommissie stelt deze vast op € 100,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Vught toekomende tegemoetkoming op
€ 100,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, mevrouw drs. M.F. van Brederode-Zwart en P. Hanedoes, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 20 mei 2005

secretaris voorzitter

Naar boven