Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0275/GA, 17 mei 2005, beroep
Uitspraakdatum:17-05-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/275/GA

betreft: [klager] datum: 17 mei 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 januari 2005 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Tilburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 april 2005, gehouden in de p.i. Vught, is [...], unit-directeur bij de p.i. Tilburg, gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel, wegens het niet opvolgen van een opdracht van een personeelslid en het beledigen van dit personeelslid.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Hij heeft geen beledigingen geuit. Hij heeft gedaan wat van hem gevraagd werd. Hij heeft twee dagen afgezonderd gezeten, zonder dathem verslag was aangezegd.

De unit-directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Naar aanleiding van het uitschelden van een verpleegkundige is klager afgezonderd op eigen cel, in afwachting van de afhandeling van het verslag. Vanwege zijn opgefokte gedrag is besloten hem later die dag te plaatsen in destrafcel. Zo spoedig als mogelijk was is hij door een directielid bezocht en is aan klager de beschikking uitgereikt.
Klager is door de wijze van afhandelen niet in zijn belangen geschaad, nu bij de strafoplegging rekening is gehouden met de twee dagen die hij al in afzondering zat.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat er sprake was van een incident op 22 november 2004, om 9.15 uur. Eerst op 24 november 2004 om 14.15 uur is klager door de directeur gehoord en is hem de beschikking met strafoplegging uitgereikt.
Artikel 50, eerste lid, Pbw bepaalt dat indien een personeelslid constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerleggingvan de vrijheidsbeneming en het personeelslid voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, hij dit de gedetineerde mededeelt. Hiervan is niet gebleken.
Voorts is uit de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat de beslissing tot oplegging van de disciplinaire straf door de directeur niet zo spoedig als mogelijk is genomen. Hoewel de wet geen termijn noemt waarbinnen hetverslag door de directeur moet worden afgehandeld, zal dit ingevolge artikel 50, tweede lid, van de Pbw in beginsel binnen een redelijke termijn dienen te geschieden, waarbij in deze van belang is dat klager in afzondering verbleef.De unit-directeur heeft aangevoerd dat er ruim twee dagen zijn verstreken alvorens is beslist, omdat het niet eerder mogelijk was dit te doen, maar heeft dit laatste niet toegelicht.
Voorzover de unit-directeur zich beroept op het zogenoemde bewaardersarrest merkt de beroepscommissie op dat hiervan slechts sprake is indien een gedetineerde ingevolge het bepaalde in artikel 24, vierde lid Pbw, hooguit vijftienuur in afzondering is geplaatst zonder dat hij tevoren door de directeur is gehoord. Die termijn is ruimschoots overschreden, zodat klager zonder deugdelijke grondslag in afzondering heeft verbleven. Dat de directeur bij de bepalingvan de strafmaat met die afzonderingsperiode rekening heeft gehouden doet aan het vorenstaande niet af.
Nu van bijzondere feiten of omstandigheden die de lange duur tussen plaatsing in afzondering en strafoplegging zouden kunnen rechtvaardigen niet is gebleken, wordt die termijn onredelijk geacht. Het beroep zal daarom gegrond wordenverklaard en klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 20,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. U. van de Pol en drs. M.S.H. Ridder-Padt, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 17 mei 2005

secretaris voorzitter

Naar boven