Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0289/GA en 05/0454/GA, 13 mei 2005, beroep
Uitspraakdatum:13-05-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/289/GA en 05/454/GA

betreft: [klager] datum: 13 mei 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

de directeur van de Stadsgevangenis Rotterdam te Hoogvliet en

[...], verder klager te noemen,

gericht tegen een uitspraak van 4 februari 2005 van de beklagcommissie bij voormelde Stadsgevangenis Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 april 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord [...], unit-directeur van voormelde Stadsgevangenis Rotterdam.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing om klager “medisch apart te zetten” voor de duur van zeven dagen, omdat hij niet wil meewerken aan de medische intake.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 10 november 2004 was de medische intake en is klager ingesloten. Op 11 november 2004 is de beslissing formeel afgehandeld en op 12 november 2004 is klager door de arts gezien. Bij binnenkomst in de inrichting wordt eengedetineerde verzocht een korte vragenlijst in te vullen en vindt een summier lichamelijk onderzoek plaats. Klager refereert aan een afspraak over het gebruik van seresta in de Noordsingel, maar het is niet zeker of hij uit eenandere inrichting kwam. De verpleegkundige die klager heeft gesproken heeft hem gezegd dat als hij niet zou meewerken, hij medisch apart gezet zou worden. De arts is drie ochtenden in de week in de inrichting aanwezig. Als iemandmedewerking weigert, wordt hij apart gezet totdat hij door de arts is gezien. Dit komt overigens niet vaak voor. De verpleegkundige heeft niet de bevoegdheid om klager apart te zetten. Dit gebeurt in overleg met hetafdelingspersoneel, dat klager naar boven brengt. De directeur weet niet of er overleg met de directie is geweest, in ieder geval niet met hem. Er wordt altijd een medische intake gehouden, zowel bij gedetineerden die vanuit devrije maatschappij binnenkomen, als bij gedetineerden die vanuit een andere inrichting binnenkomen.

Klager heeft zijn beroep als volgt schriftelijk toegelicht.
Klager is in het gelijk gesteld, maar krijgt geen tegemoetkoming. Dat kan niet; hij heeft twee dagen apart achter de deur doorgebracht en geen loon gehad. Hij heeft onkosten aan de t.v. gehad en geen recreatie. Hij verzoekt omvergoeding in geld.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is, gelet op hetgeen uit de stukken en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat er voldoende aanleiding bestond om tegen klager op te treden in de vorm van oplegging van een ordemaatregel. De beslissingtot het medisch apart zetten van klager kan als zodanig worden verstaan. Het medisch apart zetten is niet een in de wet gebezigde term en voor de afzondering, tot de oplegging waarvan uitsluitend de directeur is bevoegd, dienen eenaantal formele voorschriften in aanmerking te worden genomen. Onvoldoende is komen vast te staan dat deze specifieke vormvoorschriften bij de tenuitvoerlegging van de afzonderingsmaatregel zijn nageleefd. Het beroep van de directeurzal dan ook ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal, zij het op andere gronden, worden bevestigd.

De beroepscommissie komt tot het oordeel dat het niet toekennen van een tegemoetkoming aan klager juist is. Het beroep van klager zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. E. Rood-Pijpers en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 13 mei 2005

secretaris voorzitter

Naar boven