Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0374/GA, 13 mei 2005, beroep
Uitspraakdatum:13-05-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Schade  v

Uitspraak

nummer: 05/374/GA

betreft: [klager] datum: 13 mei 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Haarlem,

gericht tegen een uitspraak van 9 februari 2005 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 april 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, zijn in verband met vervoersproblemen buiten elkaars aanwezigheid gehoord klager en [...], unit-directeur bijvoormelde locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van goederen bij gelegenheid van klagers overplaatsing vanuit de locatie Haarlem naar het h.v.b. Amsterdam.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft enige tijd in de locatie Haarlem verbleven en is een notoire softdrugsgebruiker. Indien een gedetineerde nietaangeeft hoe hij aan de drugs komt, volgt een strafcelplaatsing en bezoek achter glas. Omdat klager zich agressief gedroeg is hij op 19 mei 2004 door het interne bijstandsteam (IBT) in de strafcel geplaatst. In de strafcel bleefklager agressief en plaste op de grond en tegen de deur. Toen is het besluit gevallen klager weg te plaatsen uit Haarlem en is hij in een scheurhemd naar de Landelijke Afzonderingsafdeling van de p.i. Vught overgeplaatst. Op 21 mei2004 is door twee personeelsleden klagers cel ontruimd en zijn alle spullen zoals vermeld op de inventarislijst, behalve de gitaar en standaard, in vier dozen naar de locatie De Havenstraat verzonden. De directeur toont ter zittingeen op ambtseed opgemaakt verslag van de personeelsleden. De directeur verwijst naar vrachtbrief nummer 54826. Het gaat om vervoer van vier dozen en niet van twee dozen zoals klager aangeeft. De gedetineerde is zelf verantwoordelijkvoor de spullen die hij invoert. Omdat het al duidelijk was dat klager naar de locatie De Havenstraat zou worden overgeplaatst, zijn de vier dozen met de goederen van klager, waaronder de volgens klager zoekgeraakte spullen, al voorzijn overplaatsing naar de locatie De Havenstraat op 8 juni 2004, op 21 mei 2004 naar de locatie De Havenstraat verzonden. De directeur gaat er vanuit dat zich hierbij ook de kleding die klager ten tijde van zijn plaatsing in deisoleercel aanhad bevond. Uit navraag bij de dienstgeleiding, verantwoordelijk voor het opbergen van spullen bij plaatsing in afzondering, en bij de badmeesters is gebleken dat alles van klager conform de celinventarislijst, naar delocatie De Havenstraat is gezonden. Er is niets meer achtergebleven. In de kluis van de dienstgeleider is niets teruggevonden. De directeur heeft de gitaar zelf niet bekeken op eventuele schade. Men verkeerde in de veronderstellingdat de gitaar van de dominee was. Er wordt niet vaak een gitaar ingevoerd en in de inrichting kunnen gedetineerden een gitaar lenen. De gitaar is daarom aan de dominee gegeven. Bij plaatsing van een gedetineerde in een isoleercelworden de schoenen en kleding op een stapeltje voor de cel neergelegd. De sieraden en andere preciosa worden in de isoleercel altijd ingenomen. De directeur beaamt dat de vermiste oorbellen niet op de celinventarislijst voorkomen.Met ingang van 15 april 2005 worden alle ingevoerde goederen geregistreerd en mag alleen ingevoerd worden wat men volgens de regels op cel mag hebben. Dit biedt voor de gedetineerde ook voordelen.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager mist nog de kleren die hij aanhad toen hij naar de isoleercel ging. Klager stelt dat de kleding die hij heeft moeten afstaanna te zijn gestript voor plaatsing in de strafcel door het personeel is opgeborgen. Het verhaal van de directeur dat de kleding op een stapeltje voor de deur ligt, klopt dan ook niet. Die spullen heeft hij niet meer gezien. Klagerhad oorbellen in en een riem om. Klager heeft vier dozen ontvangen. Toen hij in de Havenstraat de vermissing van de goederen en zijn gitaar constateerde heeft hij meteen de badmeester laten bellen over de vermissing. Klager had tweebroekriemen. Ondanks de brieven en faxen die daarop zijn verstuurd is het klager niet gelukt zijn spullen terug te krijgen. De gitaar is pas na lange tijd aan hem teruggegeven. In de gitaar zaten echter deuken en aan de zijkantenwaren delen versplinterd. Dit komt waarschijnlijk door verkeerd gebruik en uitlening aan derden. Klager is gegriefd over de wijze waarop de directeur met zijn klacht over de vermissing van zijn goederen en gitaar is omgegaan. Klagerbegrijpt niet hoe de directeur er toe komt om te beweren dat hij in de strafcel op de grond en tegen de deur heeft geplast. Klager meldt dat hij een paar weken geleden een brief aan de Raad heeft verzonden met een naderetoelichting. (Deze brief is op 21 april 2005 alsnog bij het secretariaat van de Raad ingekomen.)

3. De beoordeling
Er staat niet vast of bij ontvangst van de vier dozen van klager in de locatie De Havenstraat voor ontvangst is getekend en daarmee staat dus niet vast dat de verantwoordelijkheid voor schade is overgegaan op de ontvangendeinrichting (zie Regeling afhandeling schadegevallen van 13 augustus 1993, nr. 383893/93/DJI en de daarop bij brief van 20 december 1996, nr. 586080/96/DJI gegeven nadere toelichting). Nu onbetwist is dat er vier dozen met goederenvan klager in de locatie De Havenstraat zijn binnen gekomen, zal de beroepscommissie het al dan niet tekenen voor ontvangst in het midden laten en op het beklag om redenen van doelmatigheid inhoudelijk beslissen.
Als niet betwist staat vast dat klager onmiddellijk na zijn inkomst in de locatie De
Havenstraat heeft te kennen gegeven een trainingsjack, een shirt, een spijkerbroek, sokken,
onderbroeken, een zwarte leren riem, drie gouden oorbellen en een gitaar met standaard te
missen. Op een niet gedateerde lijst met opschrift inventarisatie achtergebleven goederen
HvB De Koepel Haarlem staat de gitaar alsmede onder meer een aanzienlijke hoeveelheid
kleding (steeds per soort in meervoud) waaronder ook kledingstukken van de soort die
klager thans mist vermeld. De oorbellen ontbreken op de lijst.
Vanuit Haarlem is aan klager te kennen gegeven dat hij alle goederen toegezonden heeft
gekregen. Onderzoek op initiatief van klager heeft echter opgeleverd dat de gitaar niet naar
locatie De Havenstraat is overgebracht, maar enkele maanden in de locatie Haarlem is
achtergebleven. Het beklag is inzoverre gegrond nu klager de gitaar na enkele maanden
heeft uitgereikt gekregen, terwijl de gitaar zich niet meer in de oorsponkelijke staat
bevond, maar beschadigd bleek te zijn. De door klager gestelde beschadiging acht de
beroepscommissie aannemelijk nu deze niet is betwist op grond van enig eigen onderzoek
van de directeur. Op grond van het voorgaande kan worden geconstateerd dat aan klager
door vertegenwoordigers van de locatie Haarlem aanvankelijk onjuiste informatie is
verschaft en dat de inventarislijst niet een juiste weergave oplevert van hetgeen door
locatie Haarlem naar de locatie De Havenstraat is gezonden. De gitaar staat er wel op, maar
is in ieder geval niet verzonden. Met klager kan worden aangenomen dat de kleding die hij
mist kleding betreft die hij op het moment van de plaatsing in afzondering droeg. De
beroepscommissie acht de stelling van klager dat hij de kleding en oorbellen die hij ten
tijde van plaatsing in afzondering droeg niet heeft toegezonden gekregen voldoende
aannemelijk mede in het licht van de omstandigheid dat de inventarisatielijst, zoals naar
voren kwam, geen volledig juiste weergave bevat van de goederen die naar de locatie De
Havenstraat zijn gezonden. Gelet op het voorgaande acht de beroepscommissie het beklag
gegrond. De beroepscommissie zal geen beslissing nemen over enige tegemoetkoming nu
de beklagcommissie daaromtrent binnenkort zal beslissen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. E.B.M. Rood-Pijpers en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 13 mei 2005

secretaris voorzitter

Naar boven