Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0474/GA, 9 mei 2005, beroep
Uitspraakdatum:09-05-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/474/GA

betreft: [klager] datum: 9 mei 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 februari 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 april 2005, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, zijn gehoord klager en de heer D. Rubingh, unit-directeur bij voormelde p.i..

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft – zo verstaat de beroepscommissie –:
a. een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in de eigen cel, wegens misleiding van het personeel;
b. een ongeoorloofde celinspectie en onderzoek aan lichaam en kleding;
c. onheus gedrag van penitentiair inrichtingswerkers (p.i.w.-ers) en van één van die p.i.w.-ers in het bijzonder;
d. het treitergedrag van één van de p.i.w.-ers in het bijzonder.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard ten aanzien van de onderdelen a, b en d en klager voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, één en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraakweergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Bij binnenkomst in de inrichting heeft klager aangegeven informant te zijn voor de binnenlandse inlichtingendienst. Klager heeft dit besproken met het afdelingshoofd en toen is aangegeven dat dit tussen het afdelingshoofd en klagerzou blijven. De directeur mocht daar ook van weten maar het inrichtingspersoneel niet. Klager heeft van de inrichting drie zwarte diskettes ontvangen om daar mee te werken voor de gedetineerdencommissie (gedeco). Daarnaast hadklager nog een vierde diskette (een grijze) die hij van een medegedetineerde had gekregen en waarop allerlei vertrouwelijke informatie stond. Toen aan klager werd gevraagd om de van het personeel ontvangen diskettes in te leveren,heeft hij die drie diskettes ingeleverd. Die vierde diskette was niet voor gedeco-werk bestemd, daar stond vertrouwelijke info op die bestemd was voor de Procureur-Generaal. Klager heeft de diskette noch de daarop staande informatieteruggekregen en dus is er informatie verduisterd.
Met betrekking tot het gedrag van een bepaald personeelslid geldt dat klager door dat personeelslid op een vervelende wijze werd bejegend. Klager wilde een actie beginnen voor de slachtoffers van de tsunami van 2004. De betreffendep.i.w.-er benaderde daarop klager en hij gaf aan dat klager wel gek moest zijn om één en ander zo te organiseren. Klager had het gevoel dat hij door die p.i.w.-er voor schut werd gezet. Vervolgens werd een celinspectie uitgevoerd enwerd klager gevisiteerd. Die p.i.w.-er was daarbij aanwezig. Toen hij over die actie begon, werd er opeens een celinspectie en een visitatie gehouden. Klager vond dat vreemd. Daar kwam nog bij dat hij de enige was bij wie dit isgebeurd.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur verwijst naar het betreffende verslag, waaruit naar voren komt dat klager vier diskettes in bruikleen had verkregen in het kader van zijn werkzaamheden voor de gedeco. Omdat de diskettes voor privé-doeleinden werdengebruikt en niet voor gedeco-werk, werden ze ingenomen. De inhoud van de diskettes is na de celinspectie niet nader bekeken. Klager stelt informant te zijn. Voor de directeur geldt klager als gewone gedetineerde. Er is geen reden omhem een buitengewone status toe te kennen. Hij was lid van de gedeco en daarvoor werden hem faciliteiten verleend. De directeur heeft van het afdelingshoofd gehoord dat klager aan hem heeft gezegd voor de inlichtingendienst alsinformant te werken.
Er is geen verband tussen de door klager georganiseerde actie voor de slachtoffers van de tsunami en de celinspectie en fouillering van klager. In dit geval was er sprake van een steekproefsgewijze celinspectie en visitatie. Dedirecteur heeft de tsunami-actie beëindigd. De manier waarop klager vorm gaf aan die actie was niet juist. De directeur heeft over de p.i.w.-er waar klager problemen mee zegt te hebben, geen klachten. Deze man treedt steeds correctop en houdt zich strikt aan de regels.

3. De beoordeling
De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie om proces-economische redenen vernietigen en het beklag in volle omvang beoordelen.

Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
Klager heeft gesteld dat hij van medewerkers van de inrichting drie diskettes heeft ontvangen en dat hij deze op vragen van het personeel heeft ingeleverd. De vierde diskette had hij niet van het personeel ontvangen en hoefde hijdaarom toen ook niet in te leveren.
De directeur heeft aangevoerd dat aan klager, in het kader van zijn lidmaatschap van de gedeco, vier diskettes in bruikleen zijn gegeven en dat hij – toen de verdenking bestond dat hij die diskettes voor privé-doeleinden gebruikte –desgevraagd drie diskettes heeft teruggegeven en heeft ontkend een vierde diskette (van de inrichting) te hebben. Bij een latere celinspectie is de vierde diskette (die overigens eerder door medewerkers van de inrichting in klagerscel was waargenomen) in klagers cel aangetroffen. Hetgeen klager naar voren heeft gebracht omtrent de herkomst van die vierde diskette wordt onvoldoende aannemelijk geacht. Gelet daarop heeft de directeur op goede gronden kunnenbeslissen dat klager het personeel - terzake van het voorhanden hebben van de vierde diskette - heeft willen misleiden.

Dit maakt dat de beslissing om aan klager een disciplinaire straf op te leggen niet is genomen in strijd met een wettelijk voorschrift en dat die beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, ook niet onredelijkof onbillijk moet worden geacht. Het beroep is daarom ten aanzien van dit onderdeel van het beklag ongegrond.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag:
Dit onderdeel van het beklag richt zich tegen de celinspectie en het onderzoek aan lichaam en kleding op 8 december 2004. Op grond van het bepaalde in artikelen 29 en 34 van de Pbw is het de directeur toegestaan om de gedetineerdeaan lichaam en kleding te onderzoeken en om zijn verblijfsruimte op de aanwezigheid van voorwerpen die niet in het bezit van de gedetineerde mogen zijn te (laten) onderzoeken, indien zulks noodzakelijk is in het belang van dehandhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. Dergelijke onderzoeken mogen steekproefsgewijs worden uitgevoerd. Nu het hier blijkens de verklaring van de directeur, welke verklaring aannemelijk wordt geacht, gaat omsteekproefsgewijze onderzoeken, is de betreffende beslissing van de directeur niet in strijd met de wet en wordt die beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk geacht. Het beroepten aanzien van dit onderdeel van het beklag is daarom eveneens ongegrond.

Ten aanzien van de onderdelen c en d van het beklag:
Op grond van het bepaalde in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, is beklag mogelijk tegen een de gedetineerde betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. Volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie wordenfeitelijke gedragingen van het personeel niet beschouwd als een beslissing van de directeur. Dat zou slechts anders zijn indien die feitelijke gedragingen worden gedaan ter vervulling van de aan die personeelsleden opgedragenwerkzaamheden. Daarvan is in dit geval, voorzover dat handelen en of gedrag van die personeelsleden door klager al feitelijk nader is onderbouwd, geen sprake. Klager kan daarom niet worden ontvangen in deze onderdelen van zijnbeklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter. Zij verklaart de onderdelen a en b van het beklag ongegrond en verklaart klager ten aanzien van de onderdelen c en d niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 9 mei 2005

secretaris voorzitter

Naar boven