nummer: 04/2868/TB
betreft: [klager] datum:9 mei 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 24 november 2004 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 21 maart 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam zijn klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.A. Heidanus, en namens de Minister, [...], hoofd van de afdelingIndividuele Tbs-Zaken (ITZ). Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager over te plaatsen naar de TBS-Kliniek Flevo Future, locatie Amsterdam (hierna: Flevo Future).
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege.
In het kader van de tbs is hij op 29 maart 2001 geplaatst in FPI De Rooyse Wissel. Bij brief van 12 november 2004 is het voornemen van die inrichting tot overplaatsing van klager in het kader van een ruiling aan de Minister kenbaargemaakt. De Minister heeft op 24 november 2004 beslist klager over te plaatsen naar Flevo Future. Deze overplaatsing is op 13 december 2004 gerealiseerd.
3. De standpunten
Namens klager zijn de volgende bezwaren tegen zijn overplaatsing naar Flevo Future naar voren gebracht.
Klagers bezwaren betreffen zijn behandeling, zijn interne bewegingsvrijheid, de bajesfaciliteiten en geografische ligging van de inrichting. Zijn verblijf in Flevo Future betekent een enorme achteruitgang. Zijn broer is zogeschrokken en angstig geworden dat zijn ouders hem verbieden klager daar nog te bezoeken. Ook zijn ouders komen minder op bezoek. De raadsman is geschrokken van klagers depressiviteit en vermoeidheid. De behandelcoördinator heeftal gesproken over een longstayplaatsing. Klager heeft dit liever dan een verblijf in Flevo Future. De onderhavige overplaatsing lijkt slechts bedoeld om van de LAP-commissie een positief advies te krijgen voor een longstayplaatsing.De Inspectie voor de Volksgezondheid heeft zich in 2004 kritisch uitgelaten over de behandeling in en de uitstroom uit Flevo Future. De inrichting staat onder curatele van de Van Mesdagkliniek en het is er nog steeds een chaos.Overplaatsing naar Veldzicht zou meer in de rede hebben gelegen, gelet op de ervaring van die inrichting met seksuele delinquenten. De namens de Minister gestelde betere behandeling wordt niet geconcretiseerd.
Klager heeft het beroep ter zitting als volgt toegelicht.
Klager erkent de noodzaak tot overplaatsing, nu de behandeling in de Rooyse Wissel onvoldoende aansloeg. Aan zijn voorkeur voor de Pompekliniek is na een wachttijd van zes maanden geen uitvoering gegeven. Klagers moeder kan wegenswhiplash en nog een andere ziekte moeilijk reizen en hem niet langer dan een uur bezoeken. Een grote afstand tussen haar woonplaats Arnhem en de tbs-inrichting heeft te veel financiële gevolgen en maakt bezoek van klagers broertjeonmogelijk. Klager is gemotiveerd voor behandeling, maar ziet het niet zitten in Flevo Future. Door binnen drie maanden over een longstayplaatsing te spreken krijgt klager geen eerlijke kans. Men heeft de door hem voor debehandelplanbespreking ingebrachte twee kantjes niet eens bekeken, terwijl voor behandeling overeenstemming een wezenlijke voorwaarde is. Het behandelaanbod in Flevo Future is slecht. Voor alle disciplines bestaan wachtlijsten vanvier tot vijf maanden. Beeldende therapie is door bezuinigingen afgeschaft en pleinbezoek is onmogelijk.
De Minister heeft de bestreden beslissing schriftelijk als volgt toegelicht.
Tbs-klinieken kunnen patiënten die langer dan drie jaar in behandeling zijn in onderling overleg wederzijds overplaatsen. Hierover dient ITZ in verband met het toezicht op de naleving van de zorgvuldigheidseisen zoals het horen vanbetrokkene en het afgeven van een plaatsingsbeslissing, worden geïnformeerd, zodat de wederzijdse overplaatsing met een formeel plaatsingsbesluit wordt bekrachtigd. Klager is op 22 november 2004 gehoord. Deze overplaatsingen moetenvoldoen aan het in artikel 11, derde lid, Bvt bepaalde en moeten het belang van de patiënt dienen, doordat deze beter gebruik kan maken van het behandelaanbod van een andere kliniek. Uit de stukken blijkt terzake van artikel 11,tweede lid, onder a, Bvt dat klager is veroordeeld voor het in voorraad hebben van pornografische afbeeldingen en het meermalen plegen van seksuele handelingen met minderjarigen jonger dan 12 jaar. In het kader van jeugdmaatregelenheeft klager, eveneens wegens het plegen van seksuele handelingen met minderjarigen, verscheidene jaren verbleven in Harreveld en in De Hunnerberg, alsmede heeft hij door de rechter afgedwongen dadergerichte behandelingen ondergaanin de FPK Assen, bij De Waag en Kairos. Voorts blijkt terzake van artikel 11, tweede lid, onder b, Bvt dat bij klager sprake is van pedofilie, de stoornis van Asperger en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Klagersintelligentieniveau is boven de 80 en er is geen sprake van een extreem beheers- en/of vluchtrisico.
Blijkens de aanvraag van 12 november 2004 van De Rooyse Wissel tot ruiling is klagers pedoseksuele problematiek zo weinig beïnvloedbaar dat voor blijvend recidivegevaar moet worden gevreesd. Klager is te onvermogend op een breedterrein om op een verantwoorde manier de pedoseksuele drang te kunnen weerstaan. Langer doorgaan met behandelinspanningen met een te hoog doel zou klager geen recht doen. Na de conclusie dat een longstayplaatsing in het verschietligt heeft de ruiling een tweede behandelpoging tot doel.
Klager staat positief tegenover een tweede behandelpoging, welke bij een succesvol verloop in het voordeel van klager kan zijn. Hij heeft dan ook geen bezwaar tegen een overplaatsing, maar tegen zijn overplaatsing naar Flevo Futurewegens de negatieve publiciteit rondom deze inrichting, de minderwaardige faciliteiten en de grote reisafstand voor zijn familie. Deze bezwaren zijn niet zo zwaarwegend dat deze zouden moeten prevaleren boven het belang van eenspoedig plaatsing ten behoeve van een tweede behandelpoging in een andere inrichting dan in Flevo Future. Daarenboven voldoet laatstgenoemde inrichting aan de in de Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte gestelde eisen enverschilt zij ten opzichte van andere inrichtingen niet wat betreft de basisprincipes van de behandeling.
De beroepscommissie wordt dan ook verzocht het beroep ongegrond te verklaren.
Ter zitting is namens de Minister daaraan het volgende toegevoegd.
Met betrekking tot het gememoreerde rapport van de Inspectie voor de Volksgezondheid betreffende Flevo Future wordt opgemerkt dat er geen aanwijzingen waren dat de kwaliteit van de zorg zodanig was dat de inrichting zou moetenworden gesloten. De Inspectie heeft recentelijk evenmin aanleiding gezien om opnieuw een onderzoek naar de inrichting in te stellen.
4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van tbs-gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Minister geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere tbs-gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te wetenvrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke tbs-gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.
De Minister heeft de beslissing tot overplaatsing genomen met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens omtrent het al dan niet bestaan van beheers-/vluchtrisico.
Vast staat dat klager zich kan vinden in een overplaatsing, echter niet in een overplaatsing naar Flevo Future.
Uit de aanvraag tot ruiling van De Rooyse Wissel van 12 november 2004 blijkt dat de inrichting na drie en een half jaar behandeling van klager met een uitgebreid scala aan therapieën blijvend recidivegevaar vreest en eenlongstayplaatsing voorziet. Zij wil door middel van ruiling klager een tweede behandelkans bieden en is bereid om, ingeval de tweede inrichting mogelijk na één jaar behandelinspanning tot eenzelfde conclusie komt, klager inafwachting van zijn plaatsing op een longstay-afdeling de vervolgbehandeling (beter vervolgverpleging) te bieden. De inrichting ondersteunt klagers voorkeur voor een inrichting op reisafstand van Arnhem wegens de fysieke beperkingenvan zijn moeder, die zijn belangrijkste steunende factor is en constructief samenwerkt met de inrichting.
De beroepscommissie is van oordeel dat klager niet zodanig zwaarwegende argumenten heeft aangevoerd dat die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Minister in redelijkheid niet tot de bestredenoverplaatsingsbeslissing heeft mogen komen.
Naar de Minister heeft aangegeven heeft Flevo Future hetzelfde behandelaanbod en hetzelfde kwaliteitsniveau als de door klager gewenste behandelinrichtingen. Voorts is Flevo Future aan te merken als een volwaardige tbs-inrichtingdie aan de in de toepasselijke regelingen vastgelegde standaarden voldoet. De beroepscommissie is niet gebleken van een, uit het oogpunt van het belang van klagers behandeling, zodanig sterke wenselijkheid van plaatsing van klagerin de nabijheid van Arnhem ten behoeve van het bezoek dat dit dient te prevaleren boven het belang van een zo spoedig mogelijke overplaatsing naar Flevo Future.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager over te plaatsen naar de locatie Amsterdam van Flevo Future niet in strijd met de wet en kan deze evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hetberoep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg , voorzitter, mr. H. Heijs en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 9 mei 2005
secretaris voorzitter
nummer: 04/2868/TB
betreft: [...], verder klager te noemen.
Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 21 maart 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam.
Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg
leden: mr. H. Heijs en drs. J.R. van Veldhuizen.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E. van der Waal-van der Linden.
Gehoord zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.A. Heidanus, alsmede namens de Minister [...].
Namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Klagers bezwaren betreffen zijn behandeling, zijn interne bewegingsvrijheid, de bajesfaciliteiten en geografische ligging van de inrichting. Zijn verblijf in Flevo Future betekent een enorme achteruitgang. Zijn broer is zogeschrokken en angstig geworden dat zijn ouders hem verbieden klager daar nog te bezoeken. Ook zijn ouders komen minder op bezoek. De raadsman is geschrokken van klagers depressiviteit en vermoeidheid. De behandelcoördinator heeftal gesproken over een longstayplaatsing. Klager heeft dit liever dan een verblijf in Flevo Future. De onderhavige overplaatsing lijkt slechts bedoeld om van de LAP-commissie een positief advies te krijgen voor een longstayplaatsing.De Inspectie voor de Volksgezondheid heeft zich in 2004 kritisch uitgelaten over de behandeling in en de uitstroom uit Flevo Future. De inrichting staat onder curatele van de Van Mesdagkliniek en het is er nog steeds een chaos.Overplaatsing naar Veldzicht zou meer in de rede hebben gelegen, gelet op de ervaring van die inrichting met seksuele delinquenten. De namens de Minister gestelde betere behandeling wordt niet geconcretiseerd.
Door klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Klager erkent de noodzaak tot overplaatsing, nu de behandeling in de Rooyse Wissel onvoldoende aansloeg. Aan zijn voorkeur voor de Pompekliniek is na een wachttijd van zes maanden geen uitvoering gegeven. Klagers moeder kan wegenswhiplash en nog een andere ziekte moeilijk reizen en hem niet langer dan een uur bezoeken. Een grote afstand tussen haar woonplaats Arnhem en de tbs-inrichting heeft te veel financiële gevolgen en maakt bezoek van klagers broertjeonmogelijk. Klager is gemotiveerd voor behandeling, maar ziet het niet zitten in Flevo Future. Door binnen drie maanden over een longstayplaatsing te spreken krijgt klager geen eerlijke kans. Men heeft de door hem voor debehandelplanbespreking ingebrachte twee kantjes niet eens bekeken, terwijl voor behandeling overeenstemming een wezenlijke voorwaarde is. Het behandelaanbod in Flevo Future is slecht. Voor alle disciplines bestaan wachtlijsten vanvier tot vijf maanden. Beeldende therapie is door bezuinigingen afgeschaft en pleinbezoek is onmogelijk.
Namens de Minister is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot het rapport van de Inspectie voor de Volksgezondheid betreffende Flevo Future wordt opgemerkt dat er geen aanwijzingen waren dat de kwaliteit van de zorg zodanig was dat de inrichting zou moeten worden gesloten.De Inspectie heeft recentelijk evenmin aanleiding gezien om opnieuw een onderzoek naar de inrichting in te stellen.
secretaris voorzitter