Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2786/GB, 28 april 2005, beroep
Uitspraakdatum:28-04-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/2786/GB

Betreft: [klager] datum: 28 april 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van en tevens ingediend door mr. C.E. Sanches,juridisch medewerker, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 november 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Zoetermeer ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 5 februari 2004 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring Demersluis. Op 10 december 2004 is hij geplaatst in de gevangenis Zoetermeer, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Door miscommunicatie met de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) komt hij niet voor algemeen verlof dan wel plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) in aanmerking. Hij verblijft niet illegaal in Nederland, omdatzijn verblijfsaanvraag nog bij de IND in behandeling is.
Namens klager is hieraan nog toegevoegd dat de rechtbank ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, bij uitspraak van 18 augustus 2003, registratienummer Awb 03/12890, heeft beslist tot afwijzing van de door klager gevraagdevoorlopige voorziening, omdat klagers procedure terzake van zijn aanvraag van 10 december 1998 met de gegrondverklaring van het beroep bij uitspraak van 5 juli 2001 is teruggevallen in de bezwaarfase. Nu verweerder nog geen nieuwebeslissing op dit bezwaarschrift heeft genomen en bij brief van 5 januari 2000 aan dit bezwaarschrift schorsende werking was verleend, wordt klager niet bedreigd met uitzetting.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit rapportage is gebleken dat klagers verblijf in Nederland niet langer is toegestaan en dat er een bezwaarprocedure loopt tegen deze beslissing. De aan het bezwaar hangende voorlopige voorziening is op 19 augustus 2003 afgewezen.Derhalve is klager na detentie uitzetbaar en komt hij niet in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i.. Dit is door de vreemdelingenpolitie Haaglanden per fax van 8 oktober 2004 bevestigd.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Zoetermeer is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 3, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), komen naast zelfmelders voor plaatsing in een b.b.i. in aanmerkinggedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.3. In het derde lid van voormeld artikel is onder a. bepaald dat voor plaatsing in een b.b.i. niet in aanmerking komen gedetineerden ten aanzien van wie vaststaat dat zij na detentie zullen worden uitgezet of uitgeleverd. In deMemorie van Toelichting wordt, voorzover hier van belang, in dit verband het volgende overwogen. Indien de gedetineerde nog is verwikkeld in een procedure en het derhalve nog niet vaststaat dat betrokkene zal worden uitgezet ofuitgeleverd, dient aan de hand van de subjectieve criteria een individuele afweging te worden gemaakt of betrokkene geschikt is in een b.b.i. met een regime van algehele gemeenschap te verblijven.

4.4. De beroepscommissie stelt vast dat klager ten tijde van de bestreden beslissing nog in een procedure over zijn verblijfsstatus verwikkeld was.
Inmiddels is echter gebleken dat klager bij beschikking van 12 januari 2005, aan hem uitgereikt op 8 februari 2005, ongewenst is verklaard en dat een tegen die beslissing in te dienen bezwaar de rechtsgevolgen niet opschort. Onderdie omstandigheden, nu niet op voorhand vast staat dat klager na zijn detentie zal worden uitgezet, dient aan de hand van de subjectieve criteria een individuele afweging te worden gemaakt of klager geschikt is in een b.b.i. met eenregime van algehele gemeenschap te verblijven.

4.5. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria en hij nog is verwikkeld in een procedure waardoornog niet vaststaat dat hij zal worden uitgezet, maar hij evenmin over een geldige verblijfsstatus beschikt, niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijkworden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, 28 april 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven