Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0520/GB, 22 april 2005, beroep
Uitspraakdatum:22-04-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/520/GB

Betreft: [klager] datum: 22 april 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 februari 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de Individuele Begeleidingsafdeling (IBA) Veenhuizen afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 19 juni 2003 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie Het Veer te Amsterdam. Op 3 september 2004 is hij geplaatst in de IBA van de gevangenis Zuyderbos, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
Door klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar de IBA Veenhuizen als volgt toegelicht.
Sinds klager vanuit Noord-Nederland is overgeplaatst naar Amsterdam en vervolgens naar Heerhugowaard, heeft hij slechts één keer bezoek gehad. Klager komt uit Noord-Nederland en wil graag zo snel mogelijk daarheen teruggeplaatstworden. Voorts heeft klager verlof toegewezen gekregen en nu is de reistijd van de inrichting naar zijn verlofadres erg lang. Verder wordt er in de IBA Zuyderbos geen begeleiding aangeboden en is er ook geen geschikt dagprogramma.Klager heeft de afgelopen zes maanden enkel op bed gelegen en televisie gekeken.

De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager verbleef eerder in de penitentiaire inrichting Veenhuizen. Van daaruit is hij op 5 april 2004 geplaatst in de forensische observatie- en behandelafdeling (f.o.b.a.) van de penitentiaire inrichting Amsterdam. Op 12 mei 2004 ishij op een landelijke afzonderingsafdeling geplaatst in verband met brandstichting in zijn verblijfsruimte. Op 25 mei 2004 is hij teruggeplaatst naar de f.o.b.a.. Op 3 september 2004 is hij vervolgens door de selectieadviescommissie IBA geplaatst in de IBA Zuyderbos. Op 8 februari 2005 heeft klager verzocht om overplaatsing naar Veenhuizen. De inrichting heeft ten aanzien van dat verzoek negatief geadviseerd. Omdat klager pas (relatief) kort inde IBA Zuyderbos verblijft en vanwege het negatieve advies van de inrichting heeft de selectiefunctionaris het overplaatsingsverzoek afgewezen. Anders dan door klager is aangevoerd, worden blijkens telefonische mededelingen van hetBureau Selectie- en Detentiebegeleiding van de IBA Zuyderbos er in de IBA Zuyderbos wel een dagprogramma en begeleiding aangeboden. Klager kan zich echter niet verenigen met de wijze waarop dat programma en die begeleiding wordengeorganiseerd. Klager heeft ten aanzien van het ontbreken van bezoekmogelijkheden onvoldoende duidelijk gemaakt waar zijn bezoek vandaan moet komen en de selectiefunctionaris heeft daar om die reden geen rekening mee gehouden.

4. De beoordeling
Hetgeen door klager wordt gesteld omtrent het niet aanbieden van een dagprogramma en begeleiding in de IBA Zuyderbos wordt, nu een en ander niet verder feitelijk is onderbouwd en door de selectiefunctionaris uitdrukkelijk wordtweersproken, niet aannemelijk geacht. De omstandigheid dat klager zich mogelijk niet kan verenigen met de indeling van dat dagprogramma en de wijze van begeleiden, maakt dit oordeel niet anders. De omstandigheid dat klager eenbepaalde afstand moet afleggen om op zijn verlofadres te geraken is naar het oordeel van de beroepscommissie in beginsel inherent aan een detentiesituatie en is daarom geen reden om te beslissen tot overplaatsing naar een andereinrichting.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.Hetgeen door klager is aangevoerd met betrekking tot zijn bezoekmogelijkheden is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 april 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven