Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0478/GB, 19 april 2005, beroep
Uitspraakdatum:19-04-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/478/GB

Betreft: [klager] datum: 19 april 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 februari 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis-unit van de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 9 juni 2004 gedetineerd. Hij verbleef in de huis van bewaring (h.v.b.)-unit van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht. Op 28 februari 2005 is hij geplaatst in de gevangenis-unit van de locatie De IJssel.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager wil graag in aanmerking komen voor een verblijf in een meer open setting.
Dat klager een personeelslid heeft bedreigd is aan de rechter om daarover te oordelen en heeft niets te maken met een overplaatsing naar een meer open setting.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager wil graag doorfaseren. Dit is afgewezen, omdat hij een openstaande strafzaak heeft. Dit is een contra-indicatie voor een verblijf in een meer open setting.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis-unit van de locatie De IJssel is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. In de artikelen 2 en 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, hierna de Regeling, zijn de voorwaarden opgenomen voor plaatsing in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting of afdeling. Uit hettweede lid van artikel 2, aanhef en onder b. en uit het derde lid van artikel 3, aanhef en onder b. van de Regeling volgt dat gedetineerden voor plaatsing in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting niet in aanmerking komen indiende einddatum van de detentie nog niet vaststaat. Nu tegen klager nog een strafzaak openstaat en niet duidelijk is wanneer deze zal worden afgedaan en/of het te wijzen vonnis tijdens de huidige detentie onherroepelijk zal worden,komt klager (nog) niet in aanmerking voor plaatsing in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting. Gelet op het hiervoor vermelde, is de beroepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van deselectiefunctionaris, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of kan onbillijkworden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 19 april 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven