Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2748/TA, 5 april 2005, beroep
Uitspraakdatum:05-04-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2748/TA

betreft: [klager] datum: 5 april 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.C. de Goeij,namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 november 2004 van de beklagcommissie bij de TBS-Kliniek De Kijvelanden te Portugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 februari 2005, gehouden in de inrichting, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.C. de Goeij , en namens het hoofd van voormelde inrichting [...], hoofd behandeling, en[...], waarnemend hoofd behandelingsrapportage. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager gedurende een aantal weken de hem medisch voorgeschreven cardio-fitness niet heeft kunnen volgen.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Hetgeen in de uitspraak van de beklagcommissie als zijn standpunt is opgenomen komt niet overeen met hetgeen hij in zijn twee klaagschriften naar voren heeft gebracht. In zijn eerste klaagschrift heeft hij aangegeven dat hemmedische verzorging is geweigerd, terwijl hij de enige patiënt is die op medisch voorschrift twee keer per week cardio-fitness moet volgen. In zijn tweede klaagschrift heeft hij gemeld dat personeel vaak elders wordt ingezet,waardoor sport niet kan doorgaan. Dat is erg voor mensen zoals hij, voor wie sport van vitaal belang is. Het volgen van cardio-fitness is voor hem noodzakelijk om recht te kunnen blijven lopen. Het tekort aan personeel mag geenexcuus zijn om hem medische verzorging te onthouden.

Door en namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager volgt op doktersvoorschrift cardio-fitness. Dit maakt geen deel uit van het verplegings- en behandelingsplan. Behandeling middels cardio-fitness is niet aan klager ontzegd. Hem is zeer zeker cardio-fitness aangeboden, echtertwee maal met een onderbreking van in totaal drie weken vanwege klagers overplaatsing naar een andere afdeling en vakantie van personeel. Er zijn in de inrichting drie bewegingsagogen die onder meer cardio-fitness geven. In verbandmet ziekte of vakantie lukt het niet altijd om vervanging te regelen. Afgezien van genoemde onderbreking heeft klager steeds cardio-fitness kunnen volgen. Er is niet met de arts overlegd in hoeverre cardio-fitness voor klagernoodzakelijk was in de onderbrekingsperiode.

3. De beoordeling
Het beklag ziet op het in een bepaalde periode niet doorgaan van cardio-fitness, welke klager op doktersvoorschrift volgt, waardoor hem naar zijn mening medische verzorging is onthouden.

Op grond van het bepaalde in artikel 41, eerste lid, Bvt heeft de verpleegde recht op verzorging door een aan de inrichting verbonden arts.

Krachtens artikel 41, vierde lid, onder b, Bvt draagt het hoofd van de inrichting zorg voor de behandeling van de verpleegde op aanwijzing van een aan de inrichting verbonden arts, voor zover deze behandeling niet kan wordenaangemerkt als -kort gezegd- behandeling in het kader van de opgelegde tbs-maatregel.

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is het niet betrachten van een zorgplicht door het hoofd van de inrichting, met als gevolg een (vermeende) schending van het in artikel 41 Bvt neergelegde recht op medischeverzorging beklagwaardig op grond van artikel 56, eerste lid, onder e, Bvt, maar is echter de wijze van betrachten van een zorgplicht of de wijze waarop daaraan invulling is gegeven door het hoofd van de inrichting, ook ingeval dezorgplicht verband houdt met een (vermeende) schending van het recht op medische verzorging, niet beklagwaardig op grond van artikel 56, vierde lid, Bvt.

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat klager de hem medisch voorgeschreven cardio-fitness steeds heeft kunnen volgen, op twee onderbrekingen gedurende een relatief korte periodevan in totaal drie weken na vanwege zijn overplaatsing naar een andere afdeling en vakantie van het tot het geven van cardio-fitness bevoegde personeel.
Onder deze omstandigheden moet worden geoordeeld dat het hoofd van de inrichting ten aanzien van klagers medische verzorging invulling heeft gegeven aan zijn zorgplicht inzake de medisch voorgeschreven cardio-fitness, dat dieinvulling door omstandigheden een relatief korte periode beperkt is geweest, maar niet zodanig beperkt dat moet worden gesproken van het niet betrachten van een zorgplicht waardoor klagers recht op medische verzorging zou zijngeschonden.
De beklagcommissie heeft klager derhalve op goede en juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. dr. E.J. Hofstee, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 5 april 2005.

secretaris voorzitter

 

 

Naar boven