Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/3009/GA, 29 maart 2005, beroep
Uitspraakdatum:29-03-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/3009/GA

betreft: [klager] datum: 29 maart 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 februari 2005, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A. Boumanjal, en [...], unit-directeur bij voormelde p.i..

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het wederom uitschelden en beledigen van personeel en het blijven verstoren van de orde, d.d. 16 september2004.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager had het gevoel dat het personeel hem zocht. Hij ervaart het als een vorm van terrorisme naar hem toe. Hij heeft nimmer een personeelslid een terrorist genoemd. Hij erkent wel dat hij hen idioten heeft genoemd. P.i.w.-ersdienen een dergelijke uitlating toch te kunnen incasseren. De opgelegde straf van zeven dagen enkel vanwege het woord idioten is disproportioneel.
Klager heeft daaraan nog toegevoegd dat hij geen kans kreeg zijn zaak te bespreken. Het ging om een futiliteit. Hij heeft enkel het woord idioot gebezigd.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt gehandhaafd en daaraan nog toegevoegd dat klager wel degelijk heeft aangegeven dat hij geterroriseerd wordt. Daarbij is het al meermalenvoorgekomen dat klager zich op dergelijke wijze uit jegens het personeel.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat klager zich op niet correcte wijze heeft geuit jegens het personeel. Zij gaat er hierbij vanuit dat klager de personeelsleden idioten heeftgenoemd. Een dergelijke uitlating rechtvaardigt op zich de oplegging van een disciplinaire straf door de directeur. Niet aannemelijk is geworden dat klager zich meermalen op deze wijze heeft geuit. Derhalve had in dit geval kunnenworden volstaan met een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in de eigen cel. Hetgeen hiervoor is overwogen maakt dat de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand kan blijven en dat het beklag alsnog gegrond dient teworden verklaard, voorzover de duur van de disciplinaire straf drie dagen te boven is gegaan. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is inde gelegenheid gesteld zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming te bepalen. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 30,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond, voorzover de aan klager opgelegde disciplinaire straf de duur van drie dagen te boven isgegaan.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en drs. M.S.H. Ridder-Padt, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 29 maart 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven