Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/3163/GA, 21 maart 2005, beroep
Uitspraakdatum:21-03-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/3163/GA

betreft: [klager] datum: 21 maart 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 december 2004 van de beklagcommissie bij de locatie Ooyerhoek te Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 februari 2005, gehouden in de locatie Zwolle, zijn gehoord klager en de [...], unit-directeur bij de locatie Ooyerhoek voornoemd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel uitsluiting van deelname aan de arbeid voor de duur van veertien dagen, wegens – kortweg – werkweigering.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft geen werk geweigerd. Hij ging de betreffende ochtend naar de arbeid en wilde daar naar het toilet. Hij vindt dat prettiger dan gebruik te maken van het toilet op zijn (meerpersoons)cel. Klager wilde het toilet eersteven schoon maken omdat het erg smerig was. De werkmeester gaf aan dat dit niet mocht en dat klager maar op de reiniger moest wachten. Omdat de jovo-afdeling op dat moment geen reiniger had, was er maar één reiniger en werden detoiletten maar éénmaal per dag schoongemaakt. Die jongen zou korte tijd later met ontslag gaan en maakte volgens klager daarom niet meer echt goed schoon. Klager keerde vervolgens terug naar zijn arbeidsplaats en kreeg daar te horendat hij werk zou hebben geweigerd. Het relaas van de werkmeester over dit voorval klopt niet. Klager zat aan de werktafel en er was op dat moment nog geen werk. Vervolgens zei de werkmeester dat klager rustig moest doen en dat hijanders naar boven zou worden gestuurd. Klager zei toen dat hij niet gewaarschuwd hoefde te worden maar dat de werkmeester, als hij klager van afdeling wilde verwijderen, dat dan maar moest doen. Vervolgens is klager naar zijnverblijfsafdeling gestuurd. Klager wilde alleen maar toestemming om het toilet schoon te mogen maken, meer niet. Hij wilde geen reiniger worden.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het is voor de directeur niet mogelijk om – zonder het betreffende toilet gezien te hebben – aan te geven hoe vuil dat toilet feitelijk was. In beginsel worden de toiletten dagelijks tweemaal (’s-morgens en ’s-middags)schoongemaakt. Voor de directeur staat vast dat klager het reinigersbaantje wilde hebben en geen andere arbeid wilde verrichten.

3. De beoordeling
Door klager is gesteld dat hij geen werk heeft geweigerd en dat de aan hem opgelegde ordemaatregel daarom ten onrechte was. Uit hetgeen door klager en de directeur ter zitting naar voren is gebracht en uit hetgeen uit de zich in hetprocesdossier bevindende stukken kan blijken, is voldoende aannemelijk geworden dat klager zich op 1 november 2004 op de werkzaal zodanig heeft gedragen dat dit voor de werkmeester voldoende aanleiding was om klager verslag aan tezeggen en hem van de arbeidszaal te (laten) verwijderen. De vraag of klager daadwerkelijk werk heeft geweigerd dan wel opdrachten van een personeelslid niet heeft opgevolgd is daarbij niet van belang. Het betreffende verslag konvoor de directeur voldoende aanleiding opleveren om de onderhavige maatregel aan klager op te leggen. Die beslissing van de directeur is niet genomen in strijd met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift, noch kan wordengezegd dat die beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan – voorzover een en ander aannemelijk is geworden – niet leiden toteen andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal, zij het op andere gronden, worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en J.L. Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 maart 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven