Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/3088/GA, 21 maart 2005, beroep
Uitspraakdatum:21-03-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/3088/GA

betreft: [klager] datum: 21 maart 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Veenhuizen,

gericht tegen een uitspraak van 17 december 2004 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 februari 2005, gehouden in de locatie Zwolle, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij voormelde p.i..

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de plaatsing in een meerpersoonscel.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verbleef in de penitentiaire inrichting voor psychologisch onvolwassenen
(jovo-inrichting) De Rolpaal. Klager heeft aangegeven last te hebben van een aandoening die bekend is onder de verzamelnaam PDD-Nos en dat daarnaast ADHD bij hem is geconstateerd. De directeur heeft, toen klager in De Rolpaalverbleef, bij de medische dienst navraag laten doen of er contra-indicaties waren voor een plaatsing van klager in een meerpersoonscel. Uit de inlichtingen van de medische dienst kwam naar voren dat uit klagers medische dossier nietbleek van dergelijke contra-indicaties. Klager is vervolgens op een meerpersoonscel geplaatst. Zijn verblijf in die meerpersoonscel is goed verlopen. Hij verblijft nu weer in een éénpersoonscel. De directeur kan niet aangeven of dearts van de zendende inrichting is geraadpleegd terzake van het bestaan van contra-indicaties dan wel of er slechts contact is geweest met de verpleegkundige van die inrichting.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Toen hij in De Rolpaal aankwam heeft klager contact gehad met een verpleegkundige. Deze verpleegkundige kende de aandoening PDD-Nos niet. Klager heeft toen aangegeven dat de medische dienst navraag mocht doen bij klagers huisarts.Bij een later gesprek met de inrichtingsarts gaf deze aan dat PDD-Nos niet onder haar werkbereik viel maar dat de inrichtingspsycholoog daarvoor verantwoordelijk was. Klager heeft toen contact gehad met de inrichtingspsychiater, dieheeft vastgesteld dat PDD-Nos een contra-indicatie opleverde voor een verblijf in een meerpersoonscel. Na het eerste verblijf op een meerpersoonscel, heeft klager steeds op een éénpersoonscel verbleven. Het feit dat klager geenproblemen heeft gehad tijdens zijn verblijf in de meerpersoonscel, was toeval. Klager kende zijn celgenoot van buiten de inrichting.

3. De beoordeling
De jovo-inrichting De Rolpaal is een beperkt beveiligde inrichting met een regime van algehele gemeenschap. Op grond van artikel 11a, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (d.d. 15augustus 2000, kenmerk 05042803/00/DJI) kan de directeur aan een gedetineerde die in een regime van algehele gemeenschap verblijft, een voor de gemeenschappelijke onderbrenging van gedetineerden bestemde verblijfsruimte toewijzen,tenzij de gedetineerde daarvoor ongeschikt wordt geacht.
In het tweede lid van hiervoor genoemd artikel 11a wordt een aantal contra-indicaties vermeld op grond waarvan de ongeschiktheid voor plaatsing in een meerpersoonscel kan worden aangenomen. De beroepscommissie stelt voorop dat de indat tweede lid vermelde opsomming van contra-indicaties niet limitatief is en dat ook andere contra-indicaties mogelijk zijn. Gelet daarop dient de directeur bij zijn beslissing om een gedetineerde in een meerpersoonscel teplaatsen, steeds een belangenafweging te maken en alle relevante feiten en omstandigheden bij die beslissing te betrekken.
De vraag die vervolgens beantwoording behoeft, is of de directeur in het onderhavige geval voldoende zorgvuldig is geweest in zijn beoordeling met betrekking tot het al dan niet aanwezig zijn van één of meer contra-indicaties bijklager. De beroepscommissie gaat, nu de directeur zulks niet heeft bestreden, ervan uit dat omtrent klagers ziektebeeld
(PDD-Nos) slechts navraag is gedaan door de verpleegkundige van de jovo-inrichting De Rolpaal bij de zendende inrichting en dat de inrichtingsarts niet met klager heeft gesproken en ook niet met de arts van de zendende inrichting.Gelet op de aard van de door klager gestelde aandoening – die later door de inrichtingspsychiater kennelijk als contra-indicatie voor een verblijf op een meerpersoonscel is gekwalificeerd – had de directeur zich, alvorens eenbeslissing te nemen, ervan dienen te vergewissen dat de inrichtingsarts klager had onderzocht en/of dat de arts van zijn inrichting persoonlijk had gecommuniceerd met de arts van de zendende inrichting. Nu de directeur zulks heeftnagelaten, moet worden geoordeeld dat de aangevallen beslissing onvoldoende zorgvuldig is genomen. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom – voorzover een en ander aannemelijk is geworden – niet leiden tot een andere beslissingdan die van de beklagcommissie en die beslissing zal dan ook – zij het met aanvulling van de gronden – worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en J.L. Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 maart 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven