Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0355/GV, 14 maart 2005, beroep
Uitspraakdatum:14-03-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/355/GV

betreft: [klager] datum: 14 maart 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 februari 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager is schuldig verklaard terzake van ernstige geweldsmisdrijven. Hoewel hij eenontkennende verdachte is, heeft hij toch tijdens de zitting persoonlijk aan het slachtoffer zijn medeleven betuigd. Klager neemt zijn verantwoordelijkheid ondanks dat hij een ontkennende verdachte is. Tijdens een vorige detentie ishij in een penitentiair programma geplaatst, heeft hij zich netjes aan verlofregelingen gehouden en een programma van achttien maanden volbracht. Na een lange veroordeling is het erg wenselijk om een opleiding, stageplaats, eenvaste baan en goede contacten (relaties) te hebben om het recidivegevaar af te wenden. Klager heeft een welwillende werkgever gevonden. Het gaat klager niet zozeer om de 60 uren verlof, maar om de consequenties bij afwijzing van hetverzoek. Klagers verlofadres is betrouwbaar.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De inrichting, waar klager momenteel verblijft, heeft negatief geadviseerd terzake van verlofverlening. Qua houding en gedrag zou klager wel in aanmerking moeten komen voor eventuele verloven, maar gelet op het negatieve adviezenvan het openbaar ministerie en de politie, heeft de inrichting toch negatief geadviseerd. Het openbaar ministerie heeft negatief geadviseerd omdat er veel maatschappelijke onrust is ontstaan. Het slachtoffer heeft gedurende langeretijd maatschappelijk niet goed kunnen functioneren. Tijdens de gehele rechtsgang heeft klager geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. In 1996 is klager veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar voor hetmedeplegen van moord. De politie heeft bezwaar tegen verlofverlening in verband met het gewelddadige karakter van het door klager gepleegde feit. Wellicht is het juist dat klager zich tijdens een vorige detentie aan de afsprakenrond een verlof heeft gehouden, maar klager is vrij snel, nog geen twee maanden later, alweer gerecidiveerd na een straf van twaalf jaar te hebben uitgezeten.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Nieuwegein, de advocaat-generaal bij het ressortsparket Den Haag en de politie hebben negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens het medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven of beroofd houden en gekwalificeerde diefstal, meermalen gepleegd. De wettelijk vroegst mogelijkev.i.-datum valt op of omstreeks 24 januari 2006. Aansluitend dient hij eventueel veertien dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager is veroordeeld terzake van ernstige gewelds- en vermogensdelicten, het samen met anderen ’s nachts overvallen van een automobilist onder bedreiging van een vuurwapen, of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en deontvoering van de bestuurder. Klager heeft dit feit gepleegd binnen twee maanden na het uitzitten van een gevangenisstraf van twaalf jaar voor het medeplegen van moord. De inrichting waar klager verblijft, de advocaat-generaal ende politie hebben negatief geadviseerd terzake van verlofverlening.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Ministerniet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b. en i. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 maart 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven